De Maasmarathon

Archieffoto JürgenDe Maas is een rivier in West-Europa. Doordat ze voornamelijk door regenwater gevoed wordt kan het waterpeil sterk variëren. De Maas ontspringt in Frankrijk en stroomt daarna nog door België en Nederland. In Nederland is de Maas de zuidelijkste van de grote rivieren en mondt ze in de Nederlandse rivierdelta uit in de Noordzee.


Visé is dan weer een stad in de Belgische provincie Luik. Zij ligt aan weerszijden van de Maas, tussen Luik en Maastricht. De stad grenst voor een deel aan de Nederlandse gemeente Eijsden-Margraten, met de Maas als grensrivier ertussen. Daarnaast grenst deze Waalse (Franstalige) gemeente ook bij Ternaaien aan Maastricht (zonder dat de Maas ertussen ligt). Visé telt bijna 17.000 inwoners……

En uiteraard interesseert deze Aardrijkskundeles ons niks, wat ons wel interesseert is dat in deze streek elk jaar de Maasmarathon wordt gelopen. En waar een Marathon wordt gelopen, daar ben ik. Dus ook in Visé. Dat het niet simpel ging zijn om vier weken na Rotterdam al terug een Marathon te lopen, daar was ik heilig van overtuigd. Dat vele mensen mij zot zouden verklaren (inclusief mijn sportdokter himself), dat vond ik ook niet vreemd. Dat ik het zou overleven zonder blessure, kwetsure of ander kwaaltje, daar was ik echter niet zo zeker van. Een week na Rotterdam waren er trouwens ook nog de Antwerp Ten Miles, die ik koste wat kost absoluut ook nog even zou willen meepikken.

Archieffoto Jürgen

Op een gegeven moment dacht ik aan het feit dat vele mensen maandenlang moeten trainen om die ten miles te kunnen uitlopen, en vier weken na die wedstrijd nog steeds aan het recupereren zijn. Ik stond dan ook even stil bij het feit dat ik in vier weken tijd twee marathons en één "ten miles wedstrijd" met een niet zo evident parcours zou lopen. Wetende dat ik twee jaar geleden nog 100kilo woog… ach ja… Wat mij ontzettend opviel, was het feit dat ik in aanloop naar Visé totaal niet zenuwachtig was. Het begon bij me door te dringen dat een marathon lopen voor mij niet meer zo heel speciaal is, en dit terwijl het voor vele mensen een mythische afstand is. Maar geloof me, ik ben en blijf bescheiden. Ook al vind ik van mezelf dat ik het zowel in snelheid als in recuperatie niet slecht doe.

Na wat gebabbeld te hebben met mijn raadgever (want ik mag onze Marc gene coach noemen), kreeg ik op een gegeven moment een mailtje van hem. Hij ging ook naar Visé om de marathon te lopen, en vroeg of hij misschien met me kon meerijden. Gelukkig omdat ik eindelijk eens een wederdienst kon doen bij hem, kon ik helaas niet anders dan hem zeggen dat ik daags vóór de marathon reeds naar Visé zou gaan, en daar een hotelletje had geboekt. Uiteindelijk stelde hij voor om eventueel een kamer te delen, en de kost in twee te doen. "Goh", dacht ik bij mezelf, "ik heb ooit eens ergens het spreekwoord ‘als ge bij den hond slaapt, krijgt ge zijn vlooien’ gelezen. Het zou tof zijn als ik Marc zijn ‘loopvlooien’ eens zou overkrijgen…" Maar het bleef bij een droom, Marc had de dag van de Marathon toch vervoer, en geraakte zelf tot in Visé. Dus net zoals alle andere mensen die gebeten zijn door een loopmicrobe, bleef het ook voor mij een droom om de uren vóór een marathon samen te kunnen ontbijten met een ultraloper die een zeer grote naam had verdiend. Maar wie weet, wat niet is, kan nog komen. Ik ben in elk geval niet van plan om snel te stoppen met het lopen, en ik verwacht dat bij Marc ook niet. Dus wie weet begin ik binnenkort hier en daar te krabben.

Aangekomen in Visé ging ik eerst mijn startnummer afhalen en mijn persoonlijke dranken afgeven. Ah, wat is het toch goed, een marathon waar ge uw persoonlijke dranken kunt achterlaten zonder ‘topper’ te moeten zijn. Het zou bij elke marathon zo moeten zijn. Ik legde mijn wonderbaarlijke leppin energiebrouwseltje in de 25 en de 35km bak, in de hoop ze ooit nog terug te zien. Anders zou ik ’s anderendaags echt wel diep in de shit zitten. Maar ze zijn te vertrouwen, onze collega marathonners, dus ik was er gerust in. Nadat mijn navigatiesysteem de weg had gewezen naar het hotelletje, wat zo’n 2 km verderop was, merkte ik al meteen het onfrisse, ‘in verval zijnde’ interieur op in de inkomsthal van het hotel. Een heel verschil met het hotel wat ik had geboekt in Rotterdam. Maar soit, het was maar voor één nacht en ik kon ’s anderendaags een uur langer slapen, als ik al een oog dicht zou doen in zo’n keet…

Archieffoto Jürgen 

Uit schrik dat het ontbijt wat men mij zou voorschotelen, in de stijl zou zijn van de rest van het hotel, ging ik alvast naar de winkel om enkele sandwiches en wat beleg te gaan halen, zodat ik ’s anderendaags zeker niet op een lege maag aan de startlijn zou staan. Uiteindelijk viel het ontbijt nogal mee, en heb ik mijn sandwiches later aan de eendjes gegeven. Toch wel een leuke bezigheid! Zondagochtend was aangebroken, en ik kwam aan in het centrum van Visé. Voorzien van mijn drankgordel, startnummer, zwart t-shirt en tight, begaf ik mij naar het pleintje waar alle andere sportievelingen stonden, en uit schrik voor de komende hitte, dronk ik nog snel mijn fles bruiswater leeg. Opeens stond ik ‘oog in oog’ of ‘zonnebril in zonnebril’ met Marc, die me aansprak met de woorden ‘Ah, men in Black’, gezien de verschrikkelijke hitte die op ons stond te wachten, vond hij dat ik me veel te zwart had gekleed, en bood mij zijn reserve -wit- t shirt aan. T is toch ne vriendelijke man he.

Klokslag 9uur ging het startschot, en net als alle andere 665 deelnemers vertrok ik heel langzaam en gedosseerd, uit voorzorg voor die verwachte warmte. De eerste kilometers gingen -hoe kan het ook anders- heel vlot, bij kilometer 5 had ik al twee bekertjes water gedronken en stond mijn chrono op 25′, dus eigenlijk iets te snel volgens mijn plan. In feite moest ik al vanaf het begin van de wedstrijd zeer dringend plassen, maar omdat ik zodanig goed zat in mijn tempo, probeerde ik al ‘tandenbijtend’ zo ver mogelijk door te lopen. Aan kilometerpaal 9 kwam ik de eerste wandelaar tegen. "Niet te geloven", dacht ik bij mezelf. "Wat gaat die doen de komende 33kilometer. Heeft hij dan écht niet getraind??" Stilaan kwamen er meer "fietsende marathon-begeleiders" (of hoe noem je zo’n mensen) bij, en ik voelde me toch weer iets meer dan hen aangezien ik de wedstrijd op mijn eentje wilde volbrengen.

Rond kilometer 20 hadden we enkele venijnige heuveltjes achter de rug, en kwamen we aan een drankpost aan, waar ik heel even halt hield om goed wat te drinken. Ik werd daar aangeklampd door een man die duidelijk zin had om gedurende de rest van de wedstrijd samen te lopen, en wat te babbelen met mekaar, waar ik echt geen zin in had. Om een onbekende reden had hij dat vrij snel door, en liet mij verder gerust, wat ik een prachtig idee vond! Uiteindelijk kwamen we aan bij de drankpost van kilometer 25, waar ik mijn eerste flesje Leppin tegenkwam. Snel de flesjes aan mijn drankgordel gevuld met het supermiddeltje, en als een speer er terug vandoor. Ik begon het steeds warmer en warmer te krijgen, en kreeg schrik dat ik binnen enkele kilometers zou moeten stoppen door de hitte, want dat was het, werkelijk HEET!

Aan kilometer 29 kreeg ik een korte stekende krampachtige pijn in mijn linker scheen, na even gestopt te hebben om mijn been los te gooien, maakte ik ook snel even gebruik van een vriendelijk bosje om na 2.5uur eindelijk mijn blaas te legen.
Bij mezelf dacht ik ‘Marc zit nu in zijn laatste kilometers, de gelukszak, mijn zwaarste moeten nog komen’. Maar aangezien deze denkwijze het moeilijke en warme parcours nog moeilijker maakte, probeerde ik aan iets anders te denken, en in mezelf begon ik te denken aan enkele liedjes, die ik nadien ook in mezelf begon te zingen. Ik schrok van mijn zangcapaciteiten, maar het veranderde niets aan het zware parcours.

Aan kilometerpaal 32 werd ik voorbijgereden door een ambulance, waarvan de passagier op een keurende manier naar de lopers aan het kijken was, en met zijn duim omhoog de vraag probeerde te stellen of alles goed ging. Ik beantwoorde zijn vraag met hetzelfde gebaar, ook al ging het eigenlijk helemaal niet meer goed. Veel te warm, af en toe een zachte tegenwind én een parcours waar enkele nijdige stukjes in voorkwamen. Maar we waren al goed gevorderd, en ik probeerde me te concentreren op de korte afstand die ik nog moest lopen.

Aangekomen aan kilometer 35 kwamen we de deelnemers van de halve marathon tegen, die ‘slechts’ 14km hadden gelopen, en bijgevolg een pittigere loopstijl dan de marathonlopers hadden. Vanaf dat moment heb ik moeten doorbijten, elke meter die ik liep, was er 1 te veel. Ik begon volledig leeg te geraken. Gelukkig waren we aangekomen aan de drankpost waar mijn leppin en een koolhydratengelletje lag, en ook aan deze drankpost ben ik even gestopt om rustig mijn ding te kunnen doen. Verder gestrompeld (lopen kon je dit immers niet meer noemen) naar kilometer 38 waar opnieuw enkele zware hellingen in voorkwamen, en ik begon mijn tempo lager te leggen, aangezien ik ervoor vreesde dat ik de finish anders niet al lopend zou kunnen voorbijlopen.

Aan kilometer 40 begon ik te denken aan het feit dat ik nog twee kilometer verwijderd was van de finish, en dat 2 kilometer écht niets betekent in een marathon. Hoe hard ik ook probeerde om me te concentreren op die 2 kilometers, het lukte maar niet om daar een beter gevoel door te krijgen. Rond kilometer 41 kwam er alweer een helling, en ik moest even wandelen. In de verte hoorde ik mensen staan juichen aan de finish, maar het leek nog zó oneindig ver. Eindelijk ging het terug bergaf, en ik begon terug te lopen. Het ging terug goed. Ik finishte uiteindelijk in 3H44′, en ik dacht bij mezelf: ‘het is de laatste geweest, ik doe dit NOOIT meer!’. Maar wees gerust, lang heeft deze denkwijze niet geduurd…

En Marc, tja, die werd knap tweede in een tijd van 2H41’… ’t Is nen kadee, onze Marc…!

© Jürgen Op de Beeck – België – http://runnerke.skynetblogs.be