Dag 3 Bruni – Flüeli Ranft. Bij de briefing voor etappe drie werd verteld dat we weer een meer moesten oversteken. Nu was er echter geen brug maar zouden we gebruik gaan maken van een veerpont. Dit veerpont ging één keer per uur. De planning was om het veer van 9:47 te halen.
(Note Redactie Loopkrant.nl: De Trans Swiss Run. Dit alles door de ogen van Henk Geilen in zes afzonderlijke verhalen vastgelegd en verspreid over twee dagen afzonderlijk te lezen op Loopkrant.nl. Hierbij het derde deel van deze bijzondere loopervaring)
Men schatte dat het ruim 10 kilometer tot het veer was dus als men om 8:33 zou starten zou dit probleemloos te halen zijn. Als ik echter de kaarten bekeek was de afstand tot het veer ruim boven de 15 kilometer. Op zich nog geen probleem dus. Keek ik echter naar buiten en zag de kleine en grosse Mythen. En daar moesten we dus overheen en zo te zien over echte geitenpaadjes. Kortom, ik was benieuwd. De eerste twee dagen waren schitterend weer geweest. Dit in combinatie met het feit dat de ondergrond goed beloopbaar was had mij doen besluiten om op normale loopschoenen te lopen. Nu regende het en dit in combinatie met de beklimming van de Mythen leerde mij dat wat twee dagen perfect werkt niet per definitie ook de volgende dag hoeft te werken. Het eerste stuk ging over stenen en modder en bergaf over nat gras. Het was dus glad en oppassen geblazen. Val- en struikel partijen waren schering en inslag. Ik liep dus extreem voorzichtig en langzaam. Ik hing ergens achter aan in het peloton.
Toen in na verloop van tijd rond keek zag ik geen lopers meer. Hoe ik het voor mekaar gekregen heb weet ik nog steeds niet maar ik was dus de weg kwijt. Na verloop van tijd vond ik toch een weg maar dat was zeker niet de weg. Want mijn weg draaide naar links en ik zag (dacht ik) heel ver naar rechts een weg met lopers. Ik had twee moegelijkheden: of terug de rimboe in of deze weg volgen met de hoop om ergens in de bewoonde wereld in te komen en vandaar uit weer opzoek te gaan naar de route. Dat er een boot gehaald moest worden legde toch wel wat druk op mij. Omdat ik wist dat ik op een niet te moeilijke ondergrond nog een behoorlijk tempo kon maken zorgde ervoor dat ik voor de weg koos. Dus ben ik toen, op hoop van zegen gas gaan geven. Na verloop van tijd en het overwinnen van nog een flinke heuvel kwam ik in een dorp aan een meer. Ik was blij dat ik door het snelle lopen geen lucht meer had voor een vreugdekreet want die was absoluut niet op zijn plaats. Zwitserland heeft namelijk meer dorpjes aan een meer dan ik mij ooit had kunnen voorstellen. Gelukkig kon ik met behulp van plaatsnaamborden en het kaartmateriaal er achter komen waar ik wél moest zijn. En het kwam erop neer dat ik nog wel even tempo zou moeten maken. Uiteindelijk kwam ik in het juiste dorp en was ik echt aan de oevers van de Vierwaldstättersee. Toen ik het dorp in liep zag ik voor mij dat mooie grote meer. Ook zag ik naast het dorp een mooie hoge heuvel.
De officiële route ging eerst de berg op en aan de achterkant omlaag. Verlopen doe ik mij regelmatig maar nooit met opzet . Omdat ik er van overtuigd ben dat je alleen jezelf voor de gek kunt houden heb ik een hekel aan afkorten. Zodoende zat er niets anders op dan letterlijk in het zicht van de haven nog even de heuvel mee te pakken. Uiteindelijk kwam ik om 9:46 bij de aanlegsteiger van de veerboot aan. Ik was in de vaste overtuiging dat ik de laatste loper was. Toen ik helemaal niemand zag dacht ik dat niet alleen zeker te weten, maar ook dat ik mij vergist had en de boot niet om 9:47 maar om 9:45 vertrok. Toen ik Annemerie zag dacht ik dan ook alleen maar: nu heeft zij tot overmaat van ramp ook nog moeten wachten om mij op het goede spoor te zetten. Groot was mijn verbazing toen ik hoorde dat ik eerste loper was die hier aangekomen was. Die verbazing werd nog groter toen bleek dat ik ruim 10 kilometer extra gelopen had. Kortom: mijn grijns en grote klep was wel helemaal terug. Ik vond het wel jammer toen ik hoorde dat ik Wilma Vissers, die even op de fiets langsgekomen was, gemist had. Wilma had twee plateaus met chocolade achtergelaten. Gelukkig herinnerde ik mij dat je verdriet kunt bestrijden met het eten van chocolade.
Uiteindelijk had ik een uurtje de tijd om te herstellen en de rest van de lopers te zien binnenkomen. Als ik de richtingen zag van waaruit iedereen aankwam kon ik concluderen dat ik niet het alleenrecht op verlopen had. Ook leerde ik dat niet iedereen dezelfde mening over het beklimmen van de laatste heuvel toegedaan was. Nadat de groep herenigd was konden we het meer oversteken en toch nog even zwaaien naar Wilma die weer aangefietst kwam. Nadat we de boot verlaten hadden zag ik dat heel veel mensen in de rij stonden voor een combinatie van een trein en kabelbaan. Toen ik goed en wel aan de beklimming begonnen was zag ik dat dit vervoer middel er niet voor niets was. Boven aangekomen was het genieten van het geweldige uitzicht.
Dit was weer een spectaculair mooie etappe want nadat we uiteindelijk weer gedaald waren kregen we een heel mooie klimpartij tussen en onder allerlei rotswanden. Puur genieten dus. Allen de afdaling daarna vond ik echter een drama. Een stijl pad omlaag over allemaal losse stenen; voor mijn gevoel kwam hier maar geen einde aan. Door het uurtje wachten op de boot was dit so wie so een lange etappe. Maar het echte venijn zat in het staartje. We moesten iedere dag wel een aantal keren door weilanden. Deze waren over het algemeen afgesloten. In principe waren er twee systemen om een weiland in te komen: of door een poortje of over een stukje stroomdraad. Een gewoonte dier zoals ik heeft dit snel in de gaten en maakt op automatische piloot een weiland open. Ik vond het dan ook niet leuk dat er iemand op het lumineuze idee gekomen was om zijn weiland af te sluiten met een hekje èn een elektrische draad, ook al heb ik nu geleerd dat je van een stroomstoot op je scheenbenen echt niet harder loopt.
Een paar kilometer verder ging het steil omhoog door een weiland. Ik denk nog altijd dat deze boer op de hoogte was van mijn akkefietje met de stroomdraad. Want hij was net bezig met het onderspuiten van zijn weiland met gier. Hellas bracht het hier doorheen waden niet de gewenste verkoeling. Wat het wel bracht hoef ik denk ik niet in geuren en kleuren te beschrijven. Vervolgens kwam een heel bijzonder stuk parkoers. Er was een heuvel te beklimmen. Dit ging dankzij het beloopbare pad vrij goed. Boven aangekomen mochten we weer omlaag. Helaas was men vergeten om hier een pad te maken, dus ging het letterlijk op handen en voeten, tenminste voor zover de doornen en brandnetels dit toelieten. En uiteindelijk kwamen we een paar honderd meter naast het punt waar de beklimming begonnen was weer uit. Tot de laatste verzorgingsposten was het toen even ontspannen en licht glooiend lopen. Maar zoals altijd: schijn bedriegt. Het laatste stuk was pittig maar heel mooi over een richel, die uiteindelijk ter hoogte van onze finish plaats uitkwam. Gelukkig had iemand bedacht dat het nog veel spectaculairder kon dus. In het zicht van de finish ging het nog even heel heftig omlaag. Dit had ik trouwens absoluut niet willen missen want daar lagen twee mooie kapelletjes een brug en een klein houten klooster. Dus vond ik het geen probleem om daarna nog een klimmetje van 30% te doen.
De afgelopen dagen bestond onze finish uit een plaatsje met één hotel. Helaas bestond het dorpje Flüeli uit niets anders dan hotelletjes. Dus vond ik het heel erg jammer dat ik nu geen naam van onze slaapplaats had. Uiteindelijk heb ik hierdoor toch bijna 45 minuten sightseeing mogen doen. Nu schrijf ik daar vrij luchtig over, maar toen had ik het wel een beetje gehad. Het was een zware etappe geweest, ik had honger en ik had last van blaren. Dus als je dan aan het einde van je dag ergens staat en je kunt je plek waar je drinken, eten en douche zijn met geen mogelijkheid vinden dan ben je even iets minder vrolijk. Uiteindelijk heb ik toen geleerd dat ik vanaf de volgende dag de naam en het adres van mijn slaapplaats op mijn kaart zal (laten) schrijven.
Gelukkig zorgt een plezierige avond in goed gezelschap er heel snel voor dat de stemming weer opperbest is. Die avond waren wij namelijk ondergebracht in een soort jeugdherberg. En omdat wij de enige gasten waren hadden wij alle plaats. Tel daar nog bij dat Hans-Jörg een grote professionele keuken voor hem alleen had. En dan vergeet ik nog het spectaculaire uitzicht dat wij daar hadden. Uiteindelijk kun je zo’n dag dan alleen maar afsluiten met: "wat kan lopen toch mooi zijn!"
Dag 4 Flüeli Ranft – Interlaken.
Dag 4 was al aangebroken. Deze dag zou eindigen in een van de twee plaatsen van deze loop waar ik wèl ooit van gehoord had, Interlaken. Maar voor het zover was moest er nog even een stukje gelopen worden. En als ik de briefing goed begrepen had, lagen er nog een paar uitdagingen op de loer.
Onze kopgroep was van 4 personen gegroeid naar 5. Dat méér lopers geen garantie was dat de route gevonden werd zou spoedig blijken. Na een stevige afdaling en een redelijk vlak stuk langs de Sarnersee, werd de route mede door wegwerkzaamheden een beetje onduidelijk. Nadat we via een fietstunnel overgestoken waren zag het ernaar uit dat we geacht werden om een autobaantunnel te nemen. Dit kon niet de bedoeling zijn dus zijn we weer terug overgestoken. Uiteindelijk hadden we vrij snel in de gaten dat we wel nog in de goede richting aan het lopen waren maar niet meer op de goede weg. Omdat de weg links van ons lag besloten we uiteindelijk om dwars door een weiland te lopen. Na wat geklauter over prikkeldraad ging dat best aardig. Bovendien werden door het lange natte gras ook meteen de schoenen en voeten gewassen. Uiteindelijk zagen we de weg die we waarschijnlijk hebben moesten. Na weer een klauterpartij zagen we dat er onder ons een spoorlijn liep. Omdat we wisten dat we naar een verzorgingspost bij een station moesten kwamen we op het lumineuze idee om dan maar over het spoor verder te lopen. Achteraf geloof ik dat dàt toch niet het aller-slimste idee was. Treinen rijden toch wel hard in Zwitserland en de ruimte tussen de rails en het talud is toch niet echt riant. Het voordeel van deze stommiteit was wel dat het adrenalinepeil voor de rest van de tocht weer hoog genoeg was.
En dat was ook wel nodig want we mochten even oefenen langs de Lungerersee en dan over de Brünigpass. Dit was wel even een stevige jongen, maar wel geweldig mooi. De klim vond ik echt genieten. De afdaling daarna was voor mij geen feest. Het ging vrij stijl van ruim 1000 naar 600 meter. En dit over allemaal losse stenen. Ik had ’s morgens al gezien dat Peter die de eerste dagen erg sterk gelopen had heel geforceerd aan het lopen was. Hij bleek last van zijn scheenbenen te hebben. De hiermee gepaard gaan de rode kleur voorspelde niet veel goeds. Toch wilde hij proberen om door te gaan. Uiteindelijk besloot ik maar om bij hem te blijven. Heel gezellig keuvelend hebben we die dag dan ook samen rustig lopend doorgebracht. We hebben zelfs nog besloten om de tocht een beetje uit te breiden. Peter had namelijk bij een verzorgingspost even de EHBO doos kunnen raadplegen en zodoende (tijdelijke) verlichting van zijn klachten gekregen. Uiteindelijk ging de tocht lang de oevers van de Brienzersee. In principe volgden we daar de hoog gelegen panoramaweg. Dat was echt fantastisch, onder je het mooie blauwe meer en aan de overkant de Alpentoppen! Op een gegeven moment kon je nog een stukje extra omhoog en daar gebruik maken van een nieuwe hangbrug. En zo’n kans laat je toch niet lopen.
Uiteindelijk moesten we toch weer naar onder voor de laatste verzorgingpost. Deze was in Oberried op het strand. Daar zag ik in het meer een behoorlijk grote slang zwemmen. Even voor de goede orde: ik heb wat achterstand met het schrijven van mijn verslagen en ben inmiddels ook in Loch Ness geweest. Toch vergis ik mij niet. Er zwom een slang van circa 1,5 meter in het meer. En de manier waarop zij zwom zag er heel vreemd uit. Uiteraard heb ik geprobeerd om dit op een foto vast te leggen. Helaas kon de slang schijnbaar niet wachten tot ik mijn camera die ik uitzette in plaats van aan weer opgestart had. Na deze onverwachte ontmoeting ging het richting Interlaken waar de Barbecue al gezelling stond te pruttelen. Zoals te verwachten lossen pijnstillers geen problemen op en is de werking kortstondig. Dus gaf Peter aan dat hij de volgende dag met de eerste groep zou starten.
© Henk Geilen – Munstergeleen / http://www.loopplezier.tk/