Zondag 1 februari 2009, enkele uren na mijn finish van de Midwintermarathon van Apeldoorn moet ik de clichés bevestigen. Veel ervaren rotten wezen me er al op: "- iedere marathon is uniek", en: "- in iedere marathon leer je weer iets bij". Vooraf had het er weer eens slecht uitgezien voor wat betreft mijn deelname.
Na de marathon van Berlijn had ik me vast voorgenomen om pas weer serieus te gaan trainen als ik van mijn blessure (chronische lendespier irritatie) genezen zou zijn. Maar na een maand nauwelijks gelopen te hebben was er van enige verbetering nog geen sprake. ‘Als rust dan toch niet helpt dan kan ik net zo goed gaan trainen’, was mijn gedachte toen. Ik nam mezelf voor om halverwege november een beslissing te nemen over mijn deelname aan de Midwintermarathon. Als er dan enige verbetering zou zijn opgetreden zou ik er voor gaan en anders…, tja wat anders eigenlijk?
Halverwege november was er helaas nog niets verbeterd dus eigenlijk was dit de streep door het marathonplan, …dus, einde oefening? Nee, dus! Zoals veel hardlopers ben ik in staat om vooral mezelf een stevig potje voor de gek te houden; ik weet precies wat andere lopers moeten doen en laten, maar voor mij – en echt voor mij alleen – gelden andere wetten. Het lukte me dus ook vrij makkelijk om weer een compromis met mezelf te sluiten: zo lang ik nog met een serieuze weekomvang zou kunnen blijven trainen zou ik daar gewoon mee doorgaan en kon ik uiterlijk een week van te voren nog besluiten om wel of niet mee te doen. En zo lukte het me om toch week in week uit een redelijk marathonprogramma te trainen met zelfs een erg goede afsluitende trainingsweek in de Algarve.
De trainingsweek in de Algarve bleek naast een kwalitatief goede fysieke training ook een erg goede mentale leerschool. In de uren die ik na de trainingen rustend doorbracht las ik het boek van Jan Knippenberg, "De mens als duurloper". Een bijzonder boek over het lange-afstandlopen, nú en in het verleden, bij de moderne mens en bij de oervolkeren. Al lezend kwam ik tot het besef dat wij als ‘moderne westerse mens’ vaak al bezig zijn met de finish, nog voordat we zijn gestart. Het gaat de meesten van ons niet meer om het lopen maar het gaat erom om er zo snel mogelijk weer vanaf te zijn, ja, liever sneller dan ooit te voren (PR!!!). De fixatie op de finish – waar we eindelijk weer mogen stoppen met lopen – is zo groot dat het lopen verwordt tot een noodzakelijk lijden tussen start en finish.
Met dit inzicht analyseerde ik een aantal trainingen en ik kwam er achter dat ik, ongeacht de trainingsvorm (lange rustige duurloop of snelle interval) moeite begon te krijgen met de trainingen op het moment dat ik de gedachte aan het einde van de training toeliet. Zodra gedachten als: "Nog 2 kilometer uitlopen en dan kan ik lekker douchen" of "nog een half uurtje en dan heb ik de 30km er op zitten", in me opkwamen begon het afzien, het aftellen, het bezig zijn met (het lijden?) wat komen gaat. Zelfs een hele lichte training kon zo aan het einde toch weer een opgave worden. Ik merkte in vervolgtrainingen dat het me lukte om die gedachten uit te stellen. Het leek er dus op dat ik in metaal opzicht ook wat sterker was geworden, maar was dat ook zo? De midwintermarathon zou het moeten uitwijzen…
Het verhaal van de 36ste midwintermarathon van Apeldoorn is voor veel deelnemers aan de marathon het verhaal van het weer: temperatuur rond het vriespunt en een harde gure oostenwind. Dat had ook een voordeel (in ieder geval voor mij): de fixatie op een hele scherpe tijd werd er al wat door getemperd. Met andere woorden: ik was al wat minder bezig met de finish!
Om 12:00 uur werd het veld weggeschoten en al snel liep ik in gezelschap van Rob Jan Wagelaar, allebei met ‘iets onder de 3 uur’ in het hoofd, maar ook allebei met de strategie om vooral in het begin niet met onze krachten te smijten. Wat volgde was een prima samenwerking; de eerste 16 kilometer verliepen zonder problemen en op de eerste uitdaging – de Amersfoortse weg, bult-op, windkracht 5 tegen – hebben we bewust lopen ‘linkeballen’ in een groepje, wat ons misschien net iets teveel tijd kostte. Vlak voor het halve marathon punt (1:29:57) hadden we een sprong gemaakt naar een groepje voor ons en voor het eerst begon ik me zorgen te maken over het verdere verloop. Gezien de tussentijd, de hoge hartslag waarmee ik liep en het gevoel in de benen begon ik me af te vragen of een tijd onder de 3 uur er nog wel in zou zitten. Onbewust was ik weer met de finish bezig, onbewust ook van het feit dat ik daar op dat moment nog steeds met dik 14 km/u liep en dat dat het enige was wat telde!
Rond de 24ste kilometer merk ik in de afdaling op de soerenseweg dat Rob Jan heeft moeten lossen (bovenbenen), ik houd even in maar merk dat Rob Jan niet meer aan kan sluiten, jammer! De tweede ronde begint met de Bosweg en kort daarna de klim op de J.C. Wilslaan, twee stukken waar ik nogal tegen opzie. Gelukkig is Astrid me inmiddels op de fiets komen vergezellen en dat scheelt gedoe bij de verzorgingsposten en geeft wat afleiding, altijd goed! Op de Bosweg blijkt de voorzichtige strategie van het begin toch zijn vruchten af te werpen; ondanks dat dit stuk door het hobbelige valsplat echt niet ‘loopt’ ben ik sterker dan verwacht en haal ik de nodige slachtoffers van een meer aanvalsgerichte strategie in. Dat geeft moraal voor de J.C. Wilslaan. Als ik die opdraai en aan de klim begin lijkt het net alsof er helemaal geen marathon plaatsvindt, op een eenzame loper in de verte na is de hele weg uitgestorven (ja de midwinter is wat anders dan de marathon van Berlijn…). Ik beschouw dit als de laatste hindernis van de dag en zet m’n tanden er in. Het gaat redelijk en ik kom op 2:07 door op het 30 km punt, er is nog een hele kleine kans om onder de 3 uur te finishen realiseer ik me, maar dan moet het vanaf nu strak in 21 minuten per 5 km gaan.
Nog maar net op de Soerenseweg ontspan ik even en direct schiet de kramp in mijn voeten en onderbenen, oei! Snel wat drinken en hopen dat het niet erger wordt. De kramp ebt weg maar zo af en toe merk ik dat ik op het randje balanceer, wat de snelheid niet ten goede komt. Op de kampsteeg had ik eigenlijk niets mogen verliezen maar op het 35km punt blijkt dat ik de laatste 5 kilometer in 23 minuten heb gelopen. Het gedroomde magische ‘onder de 3 uur resultaat’ is niet meer. Wat over blijft is 7 kilometer overleven, kramp, rug- en buikpijn, brandende voeten en zien dat ik zo goed mogelijk die vermaledijde finish haal. Astrid steunt me zo goed en zo kwaad als dat gaat want ik ben nogal met m’n eigen lijden bezig is en dan ben ik niet bepaald prettig gezelschap…
Bij het bordje 36km zitten deze gedachten nog steeds in m’n hoofd als ik me besef dat ik weer veel te veel met de finish bezig ben. De finish…, daar waar ik over 6 kilometer mag stoppen met rennen. Dan schiet de mentale les uit het boek van Jan Knippenberg met weer te binnen. Niet bezig zijn met de finish, gewoon lopen en genieten prent ik me in. Over 6 kilometer is het alweer voorbij, deze bijzondere ervaring, over 6 kilometer zal mijn eerste midwintermarathon alleen nog maar een herinnering zijn terwijl ik, hier en nu, nog steeds met een behoorlijk acceptabel tempo nog midden in mijn midwintermarathon zit, mijn midwintermarathon beleef! De laatste kilometers lijken door deze mentale koerswijziging veel makkelijker te verlopen en voor ik het weet loop ik de Loolaan op voor de laatste rechte lijn. Ik weet er nog een sprintje uit te persen en kom na 3:02:22 over de …FINISH. Ja, nu mag ik aan stoppen denken.
Ennuh, ja, het cliché klopt: deze marathon was uniek en heb ik weer wat geleerd. Een bijzondere les!
© Lex Frentz – Apeldoorn