Ver in de vorige eeuw werd ik gebeld door een jongetje die met een team van zijn school de 24uur-estafette ging lopen in Apeldoorn. Van zijn vader had hij gehoord dat ik een heel ervaren loper was en hij vroeg brutaalweg of ik hem wilde trainen. Hij wilde namelijk niet afgaan. Eentje die weet wat hij wil, maar geen idee heeft in welk een wespennest hij zich gestoken heeft.
Ik sprak met hem af dat hij op een zondag bij mij thuis zou komen en dan zouden we naar de baan gaan. Eens kijken wat er van te maken was. De hele training deed hij blind wat ik zei en hoewel ik het idee had dat het niet echt gemakkelijk ging bracht hij de training tot een goed einde en vanaf dat moment zag ik hem regelmatig. Hij was een trouw lid van het kleine groepje mensen dat ik trainde en na afloop had hij een hoofd dat knalrood was, maar de progressie kwam gestaag. De 24-uurs ging goed en hij had de smaak te pakken en bleef komen. Ook liep hij wedstrijdjes mee en dat ging niet echt slecht, weliswaar op ruime afstand van mij, maar toch.
Na een jaar trainen deden we mee aan de Heerderstrandloop. Alleen bleek ter plekke dat er een fout in het clubblad was geslopen en stonden we daar voor ‘Pierre Sneau’. Het parcours was simpel rond het meer, dus besloten we samen met clubgenoot Hans van Driel een rond te lopen en er een onderlinge wedstrijd van te maken. Na afloop baalde ik als een stekker, want Hans had mij verslagen. Toen Dennis vlak na ons binnenkwam kon ik daar met mijn pet niet bij. Nooit de fout bij je zelf zoeken..en vroeg Dennis dan ook waar hij afgesneden had. Dennis was zich geen kwaad bewust.
Een maand later versloeg hij me in zijn eerste 10.000m op de baan in Nijmegen in een tijd net boven de 34 minuten. Op die avond gehaast door een ander jongetje (Tonnie Stouten) die hem vertelde niet op mijn ouderwets doldrieste start te reageren. Om te voorkomen dat hij al te optimistisch werd besloot ik een weddenschap af te sluiten dat ik hem de eerste beste 10km op de weg in Zutphen op meer dan een minuut zou lopen. Dat lukte me, maar vanaf dat moment was het meer uitzondering dan regel dat ik van Dennis won. Omdat hij het verdomde om vaker dan vier keer per week te trainen stopte ik vaak wel trucjes in de training om hem meer te laten doen. Ik zei dan dat ik 16 per uur zou lopen over 800meter en wanneer hij 18 per uur ging lopen moest hij een gaatje van 20 seconden dicht kunnen lopen. Wanneer hij 20 seoncen later vertrok ging ik echter langzaam mijn tempo opvoeren. Na afloop zei hij dan vaak:"Het was zo raar, het leek net of jij steeds harder ging". Maar hij liep het gaatje wél dicht.
Bij het clubkampioenschap enkele jaren later sprak ‘een slecht verliezer’ mij en Dennis aan en zei dat Dennis wel redelijk liep, maar op de keep gezien alleen maar kinderafstandjes liep. Dennis kon zich nooit kwaad maken om wat dan ook, maar ik was op dat moment behoorlijk pissig. "Loop je in Warnsveld de halve marathon?" vroeg ik. "Ja", antwoordde de man. "Oké", zei ik:"dan loopt Dennis daar ook en vaagt hij je zo weg". Dennis wilde helemaal geen 21.1 lopen, maar hij moest die week van mij. Blijf maar gewoon bij Jan Romijn lopen en na 15km mogen de remmen los. Dennis liep 1.15 en was verbaast hoe makkelijk zo’n lange afstand eigelijk was. Nóóit heeft hij die prestatie meer kunnen evenaren. "Onbevangenheid is een mooi iets."
Vreemd genoeg traint Dennis nooit veel 2 a 3 keer in de week en dan houdt het wel op. Een talentje dan? Talent heeft hij inderdaad, maar het moet wel uit zijn tenen komen. Wanneer u ooit na een baanwedstrijd een heleboel mensen onder het bloed van de baan af ziet komen is hij eindelijk écht ontploft. Afgelopen vrijdagavond 11 juli dachten een aantal mensen dat dat moment gekomen was, maar dat viel gelukkig mee. Plaatsgenoot Jan Hollak was waarschijnlijk te bang voor rode vlekken op zijn nieuwe clubtenue en liep hem daarom weglopen…..
Note redactie: zondagochtend 13 juli troffen we bij toeval Dennis van Lohuizen aan nabij de atletiekbaan in het Orderbos te Apeldoorn en Dennis meldde ons dat hij er vol voor was gegaan. Dennis:"Ik heb vrijdagavond duidelijk iets geleerd. In een baanwedstrijd moet je gewoon niet op kop gaan lopen, want dat kost je later je kop! Ik ging dan ook helemaal kapot in de laatste twee rondes."
© Rinus Groen – Apeldoorn