Naar Erps – Kwerps

ImageNee, naar Etten – Leur natuurlijk. Ik had ingetekend voor de marathon van Etten – Leur op 28 oktober. Samen met Eloy, die daar zij comeback op de halve marathon gepland heeft. Erps – Kwerps bestaat ook wel. Dat ligt in Vlaanderen. Vlaams vind ik een interessante taal, daardoor zal het wel komen dat ik iedere keer eerst Erps – Kwerps denk, als ik Etten – Leur móet denken. Maar ik wil het nu over iets anders hebben.

Bij diverse gelegenheden heb ik geschreven over mijn blessures. Pijn in mijn lijf, om zo te zeggen. Maar dit verhaal begint met de vrees voor pijn in mijn portemonnaie. Ik zal het uitleggen. Eind augustus ontdekte ik ineens dat de hakken van mijn nieuwe schoenen al versleten waren. Na twee maanden en hooguit driehonderd vijftig kilometer. Nieuwe hakken kosten bij Starshoe zo’n dertien euro, dus ik zag dat al aardig oplopen. Dan ga je nadenken. Het kan natuurlijk aan de kwaliteit van de hakken liggen. Maar aan de andere kant was dit het derde paar van hetzelfde type. Het lijkt niet waarschijnlijk dat die hakken ineens van een ander materiaal gemaakt zijn. Dus misschien ligt het aan mijn manier van lopen.

Maar eens naar Starshoe terug om de zaak te bespreken. Daar vonden ze het wel rot voor me, maar er was niet veel aan te doen. Volgende keer andere schoenen. Verhogingen in de hiel. Gratis een paar nieuwe hakken. Dat wel. Nou had ik al eerder gezien dat ik bij de landing op de zijkant van mijn hakken neerkom. En dat komt weer omdat mijn benen altijd de neiging hebben om naar het midden te gaan bij het dalen. “Daar zou het wel eens mee te maken kunnen hebben”, dacht ik. “Laat ik eens proberen om mijn benen wat meer uit elkaar te houden onder het lopen. Die voeten moeten recht vooruit, niet naar het midden. Dat heb ik al meer dan eens van trainers gehoord”.

Image

Zo gezegd, zo gedaan. De trainingsopbouw verliep aanvankelijk goed. Ik voelde me na de duurlopen niet eens zo moe als vorig jaar bij de training voor Rotterdam. Wel kwam er zo af en toe een pijntje boven in mijn been, maar dat zou wel van de kou komen. In september was het niet altijd droog op de tijden dat er gelopen moest worden. Maar na de regentijd werd het pijntje nog steeds erger. En toen besefte ik ineens dat het van die nieuwe manier van lopen kwam. De spieren aan de binnenkant van mijn benen kregen te veel van het zware werk te doen. En daar zijn ze niet op berekend. Met name in de rechter lies moest er al het nodige beschadigd zijn. Gauw maar weer gewoon gaan lopen dus. Als ik niet doorga met die spiertjes te overbelasten, dan herstelt de zaak wel weer, zo redeneerde ik. Er moet in elk geval gelopen worden. Het trainingsschema is krap. Je kan eigenlijk geen duurloop overslaan, zeker niet op het laatst.

30 september staat er twee uur en drie kwartier op het programma. Ik kies een parcours langs de Rotte, tot ergens bij Bleiswijk. Van daar kun je dan wel het binnenland in en bijvoorbeeld via Berkel weer terug. Tot aan de Rotte is het bij mij vandaan drie kwartier. Tot zover geen problemen. Langs het de Rotte gaat het ook goed. Ik heb wel wind tegen. Die lies protesteert dar wel wat tegen, maar straks heb ik de wind mee. Dan gaat het wel beter. Tempo maar een beetje matigen. Het gaat nu om het duurvermogen. Niet om de snelheid. Bij de eerste brug rechtsaf. Ik leg iemand uit dat ik niet meedoe aan de plaatselijke wedstrijd en vraag vervolgens de weg naar Bergschenhoek. Dat blijkt een lange, saaie weg te zijn. Met nog steeds wind tegen. Liesje begint nu steeds nadrukkelijker te waarschuwen. Eindelijk een paddestoel. Die geeft aan dat het nog vier kilometer is naar Bergschenhoek. Ik ben ergens bij de grens met Rotterdam aangekomen. Bergschenhoek blijkt dan ook nog eens veel groter te zijn, dan ik had gedacht. Ik zie een bushalte. Er rijdt hier dus een bus waar ik in kan stappen als het écht niet meer gaat. Maar vervolgens besef ik dan dat ik geen geld of vervoerbewijs bij me heb. Gerrit was weer eens een beetje dom.

Bij de grens tussen Bergschenhoek en Berkel begint het fietspad dat naar de drie windmolens bij Rokkeveen leidt. Van hier is het nog acht kilometer naar Zoetermeer. Het wordt nu toch echt wel een beetje kiezen op elkaar. Gelukkig maakt het wel uit dat ik wind in de rug heb. Ik heb dit fietspad vaker gelopen, maar het is toch niet zo lang als ik me van de vorige keer meen te herinneren. Maar van de windmolens naar de watertoren is het wel weer een rotstuk. Met wind tegen. Ik dwing mezelf om tot de watertoren hard te lopen. Dan wandel ik naar de Mandelabrug. Het pad op de brug is heel vlak en loopt weer wat makkelijker. Dan de laatste ruk. Doorzetten!
Bij de Dunantstraat, vlak voor Centrum West geef ik het op. Het gaat echt niet meer. Van hier is het nog twintig minuten wandelen naar huis. Mijn klokje staat op twee uur en negenendertig minuten.

Image

1 oktober. De pijn is een eind weggetrokken. Maar Gerard zegt dat hij er met massage niet veel aan kan doen. Die lies is enkel pees. Slecht doorbloed. Geneest langzaam. 2 oktober. Verstandig zijn. Even lucht geven aan die blessure. Rondje Palenstijn met Berlijngangers, Eloy (Posbankloop) en een paar andere kneuzen. (O. Met ‘kneuzen’ bedoel ik niet die Berlijngangers en Eloy. Gefeliciteerd nog. Ik bedoel daar andere mensen mee, die ook met blessures kampen). 3 oktober. Er staat één uur en drie kwartier op het programma. Het komt goed uit dat ik voor het werk naar de Tweede Kamer moet. Een uur heen fietsen en een uur terug. Dat komt overeen met veertig minuten hardlopen, heb ik wel eens berekend. En fietsen levert geen enkel probleem op. Dan hoef ik  ’s-avonds nog maar een uur. Dat breng ik er goed vanaf

4 oktober. De intervaltraining wordt teveel. Twee maal twaalf minuten. De eerste twaalf gaan nog wel, maar bij de tweede begint Liesje weer lelijk op te spelen. Er begint iets van tot me door te dringen, dat aanstaande zondag drie uur lopen misschien niet zo verstandig zou zijn. 5 oktober. Stijn geraadpleegd. Die is in elk geval duidelijk: je doet niets meer tot je een hele dag vrij van pijn bent geweest. De dag daarop ga je voorzichtig een uurtje lopen. Daarna bespreken we de training verder. 10 oktober. Vandaag vrij van pijn. Morgen weer rustig beginnen. Kan ik zondag nog drie uur doen. En ik ben – afgezien van Liesje – nu best fit en uitgerust. Wellicht kan ik nog iets inhalen in de veertien dagen waarin je eigenlijk hoort af te bouwen. Volgende week woensdag nog twee en een half uur bijvoorbeeld, en dan zaterdag nog anderhalf. En dan maar kijken of het lukt, de achtentwintigste.

11 oktober. Er wordt verwarring in mijn geest gezaaid. “Vrij van pijn? Dat zegt nog niks”, roept de ene helft van de ervaren veteranen uit. “Kijk maar uit. Liezen zijn verraderlijk!” Anderen bespreken de mogelijkheid van toch drie uur lopen. Maar dan bijvoorbeeld in een tempo van zes minuten over de kilometer…Wat moet ik nou? Meteen bij het inlopen wordt het duidelijk. Liesje doet nog volop pijn. Ik doe de helft van het programma met de langzaamste groep mee. Daarna ga ik – op advies van Niek – uitlopen op het gras. Bij mij gaat er in zulke gevallen ineens een knop om. Eerst was het: ik zál die marathon doen. Die blessure geneest maar voor die tijd. Nu ineens zie ik dat de blessure prioriteit heeft. Die moet eerst weg. Dan maar geen marathon. Doe ik de halve wel. Loop ik die samen met Eloy. Wel zo gezellig. En we hoeven niet zo vroeg weg.

13 oktober. Een uurtje duurloop. De pijn is toch alweer een stuk minder. Had ik misschien toch…Ach, weet je wat het is? Je wéét het niet….

Note redactie: Wordt vervolgd. Dit is de eerste helft van een feuilleton van Gerrit Pelkman..

© Gerrit Pelkman – Zoetermeer / Lid ARV Ilion