– Wat ga je met die slaapzak doen, Gerrit?
– Ik dacht, er is geen linnengoed, dus een slaapzak…
– Er is voor lakens en slopen gezorgd hoor!
– Nou, dan kan die slaapzak hier blijven.
We gaan voor een weekend naar Vlieland om daar de Stortemelk halve marathon te lopen.
Bij ontstentenis van de auto van Adri rijdt Petrica en ik ben de laatste die ze ophalen. Op verzoek van Adri zet Petrica speciaal voor mij radio 4 op, maar daar staan ze een opera te kwelen en dat hoeft voor mij ook niet. Dan toch maar liever Radio 538. Petrica zet een CD’tje op. We zijn al een end op weg als er ineens een flits door me heen gaat. Mijn schoenen. Heb ik mijn schoenen nou bij me? Ik zou even moeten kijken. Maar we zijn al voorbij Leiden en als we terug gaan missen we de boot. Hopen maar dat ze in mijn tas zitten. Ik pijnig mijn geheugen om het proces van tas inpakken te reconstrueren, maar ik kom geen hardloopschoenen tegen. Anderen hebben soms wel twee paar schoenen bij zich, en die zouden best bereid zijn om mij een paar te lenen. Maar dan moeten ze maar net passen. En alweer afhankelijk van anderen…
– Wat ben je stil, Gerrit!
– Ja ik ben vast met ’t Sprintje bezig.
O, jee. Dit zou wel eens een zwaarmoedige bijdrage kunnen worden. In de geest van Hans Dorrestijn (Tineke, Tineke, mag ik je ..tje likken? / Mijn ..tje likken?! Hoe haal je het in je hoofd. Er staat nog een hele afwas!) Bij het Monument op de Afsluitdijk drinken we koffie. Ik hoor mezelf ineens een hele les ‘Inburgeren voor gevorderden’ afdraaien voor Petrica. Petrica is al minstens twintig jaar geleden uit Roemenië naar Nederland gekomen. Het gaat over Leeghwater en Lely, over de afsluiting van de ZuiderZee, veiligheid, landaanwinning, vervening, droogmakerijen, en dat het Zoetermeerse meer ooit een echt meer was, met zoet water. Intussen houd ik mezelf voor dat het ook weer niet zó stom is. Zulke dingen gebeuren. Laatst had Goos bij de uitvoering van Quasi Modo ook zijn fluit vergeten. Toen heeft hij mijn sopraan geleend.
Op Vlieland mogen bezoekers niet met de auto komen. Maar de eilandbewoners zijn gaarne bereid om de ongemakken die daardoor ontstaan te verhelpen. Tegen een kleine vergoeding brengen ze de koffers naar de bestemde plaats en dat geldt desgevraagd ook voor de boodschappen. Zo komen we nog fit in huis De Pimpelmees aan.
– Ga je mee een stukje lopen, Gerrit?
– Maar ik heb volgens mijn trainingsschema vandaag eigenlijk een rustdag.
– We lopen niet zo hard hoor!
– Ja, dat ken ik. Wat jullie dribbelen noemen, is voor mij wedstrijdtempo op de vijf kilometer. Weet je wat: de koffie zat niet bij de boodschappen. Ik ga wel even naar beneden om die op te halen.
Het is een paar minuten voor zes en als ik beneden ben is de winkel natuurlijk al lang gesloten. Maar zo heb ik tenminste respijt tot morgen. Na het loopje en mijn vergeefse tocht naar de supermarkt gaan we Stijn en Josje van de boot halen. Daarna eten we Pizza. Adri vertelt hoe ik ‘helemaal in elkaar geslagen’ werd, toen ik om het vergeten pak koffie kwam vragen. “Nee hoor”, verzacht ik het verhaal, “ze deden gauw voor mijn neus de deur op slot, en toen ging het voltallige winkelpersoneel voor het raam lange neuzen tegen me staan trekken”.
’s Avonds kijken we op TV naar het onderdeel Marathon heren van de WK atletiek in Edmonton, en daarna naar de herhaling van het onderdeel Marathon heren van de WK atletiek in Edmonton, voordat we gaan slapen.
Zaterdag na het ontbijt gaan we eerst boodschappen doen. We krijgen het pak koffie alsnog mee op voorwaarde dat we niet terug komen. Behalve om verdere inkopen te doen, natuurlijk.
Intussen is de hemel opengetrokken. Witte watten wolken drijven door het blauw. De zon maakt de wereld lichtgeel. Tijd voor een trainingsloopje. Rustig, want de grote klapper komt immers morgen. Wel willen sommigen eerst nog even de samenvatting zien van het onderdeel Marathon heren van de WK atletiek in Edmonton. Dan lopen we over het duin naar het Noordzeestrand en langs de glinsterende golven. Aan de overkant van het zeegat Stortemelk de duinen van Terschelling met de Brandaris. Het eiland is smal en je bent vlug aan de andere kant bij het haventje en het dorp. Vandaar terug door het bos en na afloop even afkoelen in zee. O ja, die schoenen. Die zaten boven in de tas. Donderdags na de training meteen ingepakt.
’s Middags moeten we inschrijven voor de wedstrijd en dan meteen Wilma en Bob van de boot afhalen. Er is nog tijd voor een wandeling naar de vuurtoren. Vanaf dat punt is het uitzicht over Vlieland goed. Aan de ene kant de Waddenzee met het dorp en de haven; aan de andere kant de Noordzee. Je kunt goed zien dat het eiland bestaat uit twee rijen duinen, met daartussen een breed dal met bos, heide en grasland. Dat profiel is morgen bij de wedstrijd van belang. Het spijt me wel dat ik niet vaker en eerder ben gaan wandelen, zodat ik wat meer van het eiland had kunnen zien. Petrica stelt zich in dat opzicht wat individualistischer op. Die heeft een fiets gehuurd en crosst nu alle paadjes af. En anders duikt hij de zee in.
Bob heeft zijn gitaar bij zich. Ik begin gelijk al met een verkeerde opmerking, door te zeggen dat ik mijn fluit had meegenomen, als ik had geweten dat hij zijn gitaar zou meenemen.
Ik ben gevleid door de komst van Wilma. Ze had me dinsdags tevoren opgebeld met de vraag of ze ook nog mee kon. Ze vond het namelijk een beetje zielig voor mij, omdat die anderen allemaal veel harder lopen en dat ik de wedstrijd nu alleen moest lopen. Maar ze wilde ook wel graag Vlieland een keertje zien. ’s Avonds eten we pannenkoeken.
Het is eigenlijk onzin om tijden die je bij wedstrijden loopt te vergelijken. Ieder parcours heeft zijn eigen kenmerken. Je kunt je resultaat op de Zevenheuvelenloop niet vergelijken met dat op de Korenmolenloop (of hoe heet die tegenwoordig) ook al staat er bij allebei 15 kilometer, of, om maar een extreem voorbeeld te noemen, dat van de marathon van Rotterdam, met die van de Jungfrau. En zelfs op hetzelfde parcours verschillen de weersomstandigheden iedere keer. De laatste halve die ik gelopen had was in Leiden. Die had ik in één uur en zesenveertig minuten gedaan. Maar dat was helemaal vlak. Wel was het bij tijd en wijle behoorlijk warm, als de zon doorkwam.
De halve marathon van Vlieland is niet met Leiden te vergelijken. Hij is heuvelachtig en er is wind. Hij begint bij de camping Stortemelk aan de kant van de Noordzee, dicht bij het oostelijke einde van het eiland. Wilma en ik starten met een behoorlijk tempo, ondanks het consigne van Stijn, dat ik dit moet beschouwen als een trainingsloop (Ik ben sinds een week in training voor de marathon van Etten-Leur, maar daarover een volgende keer meer), en ondanks het advies van ervaren Vlieland-lopers om niet te snel van start te gaan: het zwaarste stuk komt verderop.
Het gaat eerst met een bocht door de duinen. Een geaccidenteerd terrein, zeg maar. Dat eerste traject komt uit in het dorp. Daar is het vlak. Maar zo gauw je het dorp uitkomt begint er een flink stuk vals plat. Daar passeert Petrica ons, die de 10 kilometer loopt, en vijf minuten later is gestart. Dan gaat het een zijpad in, dat door het binnenland terug gaat naar de duinen van de Noordzee. Dan komt het stuk, waarvoor we gewaarschuwd waren. De duinen zijn hier hoger, en het zijn er vooral veel. Na een paar duinen denk je: achter de volgende zal wel de bocht naar links komen, die het verste punt markeert. Maar achter dat duin komt er weer een. Dan denk je dáárachter zal het wel zijn, maar daarachter is er weer een, enzovoort.
En almaar die stijve bries tegen… Ik houd de moed erin door Wilma moed in te spreken, of door een voorbijganger erop te wijzen dat zijn shirt helemaal nat is van het zweet.
We houden samen het tempo vast, soms ook door te bumperkleven met een paar voorgangers. En eindelijk is daar dan toch die bocht. Maar dan blijkt dat ik toch iets vergeten heb: een zweetband. Met de noordenwind in de rug wordt het meteen warm, en de transpiratie prikt in mijn ogen. Gelukkig is er een ruime voorziening van water en sponsen. Onder aan de duinen aan de kant van de Waddenzee zijn die ter beschikking. En dat is niet ver weg.
Dan slaan we definitief de terugweg in. Het gaat nu over een brede asfaltweg door het bos. We zoeken de schaduw van de bomen op. Nog één keertje pesten. Nog één keer omhoog. Maar dan, boven op de duinenrij, ligt voor je de Waddenkust, met aan het eind, daar beneden, het dorp en het eindpunt. “Dat laatste stuk waai je vanzelf naar de finish”, hadden de ervaren Vlieland-lopers gezegd. Of dat zo is, weet ik niet, maar wel gaat het hier geleidelijk naar beneden. En misschien door het mooie uitzicht en misschien ook door de wetenschap dat het nu bijna is volbracht, komen er energiereserves vrij. Wilma begint een beetje achter te raken. Maar ik word nu heel egoïstisch. Mijn tempo zákt in elk geval niet. Steeds dichter bij komen de huisjes van Oost-Terschelling en uiteindelijk loop ik met lange passen en een fiere houding onder de lindebomen van de Dorpsstraat. Tegen mensen die me aanmoedigen, en ‘Goed zo!’ roepen, roep ik smalend iets terug over “Op je luie reet zitten en bier drinken”. Ik weet niet of ze het gehoord hebben.
Als ik over de streep ga, druk ik 1.49.16 af, netto tijd. Even later komt Wilma ook binnen. Nog binnen de 1.50. Later blijkt ze derde te zijn geworden bij de dames. De anderen hebben inmiddels al hun rekoefeningen gedaan. Veel tijd om na te praten is er niet. De wandeling terug naar de Pimpelmees is meteen een goede cooling down. Petrica is derde geworden op de 10 kilometer. Die moet eerst op de camping zijn beker nog ophalen voordat hij naar de boot kan. Adri gaat met hem mee met de fiets.
Aad en ik pakken intussen onze tassen in en genieten, na de nodige fris, nog van een licht alcoholische versnapering. Aad is nog onwetend van het feit dat hij ook derde geworden is in zijn klasse, anders had hij er misschien nog één genomen. Als het te lang gaat duren besluiten we om toch maar vast naar de boot te gaan. Eerst zoeken we dan Wilma en Bob nog op om afscheid te nemen. Die liggen ergens in de zon in een duinpannetje.
© Gerrit Pelkman – Zoetermeer / Lid ARV Ilion