Jaja, u leest het goed, het is gedaan met mij, finito. Ik heb de aarde vaarwel gezegd. Gezien mijn opperbraaf bestaan moet ik deze column in de hemel aan het schrijven zijn. Of in de hel, wanneer we terugdenken aan de minder opperbrave momenten. Het maakt allemaal niet uit. Het is toch gedaan. Ik ben gestorven. Het is allemaal begonnen zondag zo rond een uur of 1 in de namiddag.
Ook al verklaarde iedereen mij stapelzot, ik trok tegen de wil van allen die mij lief heeft mijn loopschoenen aan, voorzag mijn handen van twee paar handschoenen (voor diegene die nu denken dat ik vier handen heb, ik moet je teleurstellen, ik deed namelijk twee handschoenen aan over elk hand. Dit geheel terzijde uiteraard…), trok mijn ‘tot-aan-de-knie-komende-wollen-skikousen’ aan, warmde me nog even op aan mijn sympathiek gaskacheltje, en ik was vertrokken.
Al na 500meter was ik razend op mezelf, het was zodanig erg dat ik vloekend mijn bakker passeerde en roepend van de pijn voorbij mijn huisdokter liep. ’Ik ga kapot!’ riep ik hem toe wanneer ik wijselijk het gladde wegdek in de gaten hield. Aangezien zijn gezicht boekdelen sprak, riep ik hem nog snel toe dat alles ongelofelijk goed ging. Er was geen reden tot paniek, laat je medische kennis en je scalpel om bevroren ledematen te amputeren nog maar even in je binnenzak zitten…
Wanneer ik het zo ver had gekregen om toch 5km af te haspelen in dit Siberische landschap, hield ik even halt om wat vloeibaar goud tot mij te nemen (om sluikreclame tegen te gaan gebruik ik hier bewust het woordje ‘vloeibaar goud’, maar het gaat wel degelijk over het energiedrankje wat geschreven wordt met de gouden letters…) “Auw, pijn, verschrikkelijk”, waren de eerste woorden die ik kokhalzend uitspuwde nadat mijn ingewanden pijnlijk voelbaar werden door het ijskoude goedje.
Ook drinken ging blijkbaar niet meer hoe ik het graag heb, en dat maakte me enigszins bang. Bang voor wat nog komen zou, en dat waren nog 20 ellendig lange kilometers pijn, koude, gladde wegdekken en blokken ijs in mijn drankgordel…En zo bleef het maar duren tot 12.5 kilometerpunt in zicht kwam en bijgevolg mijn keerpunt. Ik maakte plannen om daar even te wachten zodat ik mijn handen kon warmblazen en nog een busje vloeibaar goud tot mij zou kunnen nemen. En zo gedaan. In de verte zag ik een cafeetje en ik dacht bij mezelf ‘zou ik…?’. Het zou de eerste keer zijn dat ik in mijn loopkledij een café binnenwandel met de vraag of ik mij even mag verwarmen aan eender wat nog maar enige warmte uitstraalt…
En vanzelfsprekend koos ik voor de moeilijke weg, waarom zou ik daar binnengaan. Komaan hé… Op de terugweg bemerkte ik mijn verschrikkelijke lot. Achter mij: niemand te zien, naast mij, niemand te zien, in de verste verte: nergens iemand te zien. Niemand te bespeuren, helemaal alleen. ‘Wanneer ik nu neerval, vries ik gegarandeerd dood’, ‘wanneer ik een kramp krijg of mijn voet omsla en niet meer verder geraak, zit ik in de fameuze shit’ en ik begon te denken aan afscheidsberichten die ik met mijn bevroren vinger misschien nog snel in de sneeuw zou kunnen schrijven.
Er spookte gedachten in mij die ik nooit eerder had, en dat maakte deze 25km niet zwaar maar loodzwaar! Op het moment dat ik een helikopter boven mij hoorde rondcirkelen, werd ik blij en opgelucht. ‘Toch nog een minuscuul kansje op overleven’ dacht ik bij mezelf. Toen gebeurde het echter, ik moet gestorven zijn rond kilometerpunt 21. Mijn lichaam kreeg het warm.
Mijn vingers ontdooiden, ik voelde mijn benen opnieuw en er kwam een gelukzalig gevoel in mij. Ik voelde werkelijk geen pijn meer. Niks. Het leek alsof één of ander beschermengeltje mij behoedde voor de aftakeling waaraan ik begonnen was. ”Wat is er nu moeilijk, kijk mij hier rondhuppelen” begon ik hafhallucinerend bij mezelf te denken. Plots werd ik wakker uit de onderkoelingroes waarin ik was gesukkeld, en keek verschrikt om me heen.
Ik zat in mijn wagen, met de chauffage op maximale warmte en een draaiende motor. “God bestaat en heeft zonet mijn leven gered” dacht ik bij mezelf, en langzaam maar zeker kwam ik terug tot leven. Ik heb op automatische piloot gelopen, zondag heb ik geleerd dat een mens veel meer kan dan wat hij verwacht te kunnen. En dat uit overlevingsdrang. Want “overleven” dat was het geworden.
Althans, in mijn gevoel.
Misschien moeten we met zijn allen wat meer moeite doen, en samen een bepaald doel bereiken. Het zou een mooie wereld zijn…
© Jürgen Op de Beeck – België – http://runnerke.skynetblogs.be