De Hoog Buurloose hei is mijn favoriete loopterrein. Het uitzicht over de hei strekt zich uit van Hoenderloo tot de kathedraal van Radio Kootwijk. De schaapskudde graast het gras tussen de heide uit en ik mijmer wat over een nieuw bestaan als schaapsherder.
Langs de bosrand ga ik omhoog richting de schaapskooi. Via de natuurbegraafplaats in Assel loop ik verder door het bos. Onderweg tref ik vaak het geluk om een wild zwijn of een hert te zien wegsnellen. Wat is dit toch een geweldige omgeving en wat ben ik toch gezegend met zo’n woonplaats.
Kort geleden las ik een volksvertelling over een gebeurtenis die zich een kleine 200 jaar geleden heeft afgespeeld in deze idyllische omgeving. De omgeving is nog steeds mooi maar toch is er voor mij iets veranderd en ben ik geïntrigeerd door deze sage die mij niet meer los laat. Gaan jullie met mij mee, 200 jaar terug in de tijd?
In de eerste jaren van de 19e eeuw zuchtte Nederland onder het juk van de Franse bezetter. In 1813 kwam er een ommekeer in Nederland. Op 22 november 1813 kwamen de eerste kozakken Apeldoorn binnen. Daarom wordt die dag Kozakkendag genoemd. Uit Amersfoort kwamen kort daarna de Franse troepen met een eenheid van 150 man naar Apeldoorn en verdreven de Kozakken. De Fransen verdwenen daarna weer uit Apeldoorn en versterkten de troepen in Deventer. Admiraal van Kinsbergen richtte samen met burgervrijwilligers en een aantal Kozakken twee eenheden op, met als doel om een nieuwe Franse invasie te stuiten. In januari 1814 eisten de Fransen in Deventer grote voedselhoeveelheden van Apeldoorn en de dreiging werd groot. De Franse aanval is er nooit gekomen. Wel trokken veel Pruisische en Russische troepen door Apeldoorn en deze pleegden plunderingen, afpersingen en geweldenarijen.De ruwe Kozakken namen bij voorbeeld een meisje uit het dorp mee. Ze zou nooit meer terugkeren.
Op een nevelige dag maakten dronken Kozakken hun opwachting bij een koperslagersgezin. Ze eisten geld en jenever en zochten de hele woning af. Toen ze niets van hun gading vonden, slachtten ze een paar schapen en roosterden het vlees boven het houtvuur. Als er geen geld of drank op tafel komt, steken we alles in brand, dreigden de Kozakken. Een jongen zag kans te ontvluchten, hij gaf zijn paard de sporen richting Assel. Een boer aan wie hij zijn verhaal vertelde, geloofde zijn oren niet. Hij bedacht zich geen moment, sprong op zijn paard en haalde hulp in Ugchelen. Woede, frustratie, leiderschap en daadkracht kwamen in die momenten bij elkaar en een groep papiermakers trok met hun knechten over de eenzame heideweg naar Hoog Buurlo, bewapend met bijlen, schoppen, hooivorken, zeisen, knuppels en messen.
De Kozakken, die inmiddels jenever hadden buit gemaakt waren dronken in slaap gevallen en lagen in een schuur. Keurig netjes naast elkaar. De hoofden in één rechte lijn. De rollen waren nu omgedraaid en de Kozakken waren nu letterlijk de onderliggende partij. De papiermakers legden een lange ladder langs de halzen van de Kozakken. Er volgde een lugubere slachting waarbij de hoofden van de romp werden gescheiden. De mannen uit Ugchelen begroeven daarna de stoffelijke resten op een stille plek, niet ver van de tweede schaapskooi. Temidden van een groepje hoge berken stond nog lang een plek bekend als ‘het Kozakkenkerkhof’.
Wat er nu precies waar is van deze sage is moeilijk te achterhalen. Sinds ik van het bestaan van deze volksvertelling weet, kijk ik met heel andere ogen naar deze plek en ben mij bewust van de historische context. Mijn voetafdrukken zijn de laatste van een eeuwenlange ranglijst. Jagers, schaapherders, bosbouwers, ambachtslieden en soldaten zijn mij voorgegaan. De volksvertelling laat mij niet meer los en wanneer ik van de hei de heuvel opdraai naar de schaapskooi, ben ik steeds op zoek naar een paar bij elkaar staande oude berken. De plek heb ik nog niet gevonden.
Misschien worden de berken ooit na een hevige najaarsstorm ontworteld en zal de bodem haar jarenlang gekoesterde geheim prijsgeven. Eigenlijk is het beter dat dit niet gebeurt. Als er nog sporen van dit drama onder de grond liggen moeten ze daar maar blijven. De volksvertelling is zo indrukwekkend dat hij niet in de vergetelheid mag raken en hoort door overlevering van generatie op generatie in stand gehouden te worden.
Erik Polman