Ondanks de voorjaarskou staan er op Bizet drie witte prunussen in volle bloei. Op de galerij zit een klein jongetje op zijn moeders arm naar ons te kijken. Als ik naar hem zwaai, zwaait hij driftig terug. Maar het wordt tijd dat we weg gaan. De start is al vijf minuten over tijd en ik krijg het koud. Gelukkig had ik voor de zekerheid een trui meegenomen en die heb ik maar aangetrokken. Eindelijk gaan we weg.
Er komt gelijk een flink tempo in. Ik wil proberen om eindelijk weer eens onder de 1.45 te lopen. Meestal kom ik daar een minuut of wat boven. Eén keer haalde ik 1.38, maar toen had ik getraind voor een hele marathon… De afgelopen tijd heb ik op de fitness flink wat krachttraining gedaan, ook voor de beenspieren. Samen met de techniekscholing van Stijn moet dat het hem doen. Er loopt een groepje waarvan één van de leden op zijn rug duidelijk maakt dat hij ook 1.45 wil halen. Daar oriënteer ik me op.
Ik kom zelfs bij een paar mensen uit die op dat groepje weer wat vooruit lopen. Wind mee is voor mij voordelig. Dan loop ik vooruit. Met de wind tegen of tegen een hellinkje op halen zij me weer in. Het gaat goed: steeds iets minder dan vijf minuten per kilometer. Volhouden. Blik op oneindig, verstand op nul, lange passen: LOPEN!
Pinball, dat vind ik leuk. Flipperen op de computer. Je bent dan zoveel dingen tegelijk. Je bent niet alleen de man die de flippers bedient, maar ook het balletje, of liever het plaatje van een balletje dat zich snel over het scherm beweegt. Maar daardoor ben je ook de raket die de ruimte doorklieft, en tegelijk ben je ook de projectielen waarmee je buitenaardse wezens terug drijft en Xenomorfen vernietigt. Wonderlijk, alles in één.
Hé! Ik ben géén plaatje van een balletje dat over een computerscherm beweegt. Ik ben écht en ik loop hier in levenden lijve tussen de kassen van het Westland door. Er zitten nu zestien kilometer op en ik lig ongeveer twee minuten voor op het schema. Maar het gaat ook wel wat moeilijker. Ik probeer die lange passen wel vol te houden, maar naast techniek heb je toch ook wel kracht en uithoudingsvermogen nodig. De man van 1.45 haalt me weer in. En die trui is wel warm. Nee, eigenlijk lig ik maar anderhalve minuut voor: die laatste honderd meter kosten immers ook nog dertig seconden. Dat vergeet je steeds. Hoeveel seconden mag ik nu per kilometer toegeven?
Het lukt me niet om dat uit te rekenen. Hersens raken vertroebeld. Morgen weer de Halve Marathon Blues? Dat zien we dan wel weer. Daar is de kerk van Naaldwijk. Daar is de finish. Nog een kilometer of drie door het stadje. Waar zijn de anderen nu? Jack streeft naar twee uur, die zal wel wat later binnenkomen. En Peter, Mathilde en Christine? Iedere kilometer moet ik nu weer toegeven. Wat heeft Naaldwijk toch veel buitenwijken. Komen we dan nooit bij die kerk?
Ja hoor, eindelijk! Daar staat Peter. Die roept iets tegen me. Ik ga door de finish en klok. Eén uur vierenveertig en één seconde. Het is volbracht! Het is al Goede vrijdag geweest, maar beter laat dan nooit. Ruim onder de één vijfenveertig dus. Jack heeft zijn twee uur net niet gehaald. Toch een prestatie bij een fulltime baan en een trainerschap. Christine verbeterde haar persoonlijk record met twee volle minuten (1.54). Compliment. De prestaties van Peter en Christine moet ik schuldig blijven. Die staan wel in clubblad ‘Het Sprintje’.
© Gerrit Pelkman – Zoetermeer / Lid ARV Ilion