25 februari: de Bruggenloop te Rotterdam. Eloy is van de week alweer door zijn rug gegaan. Maar hij gaat toch maar, ook al omdat zijn zoon deze keer meedoet. Die is pas met hardlopen begonnen en wil nu ook wel eens aan een wedstrijd meedoen, al is het maar voor de gezelligheid. Voor mijzelf is het een beetje alsof ik opnieuw begin.
Sinds kort ben ik aan de medicijnen en ik weet nog niet wat voor uitwerking die hebben op je prestaties:
- Weet jij hoe hoog je hartslag wordt tijdens zo’n vijftien kilometer wedstrijd? Vraag ik Eloy.
- Hoezo?
- Nou, met die bloedrukpillen die ik de laatste tijd slik komt hij tegenwoordig niet meer boven de honderdtwintig uit.
- Dan zal je hart onderweg in ieder geval niet geflitst worden!
Het duurt even voordat het kwartje bij mij valt. We besluiten dat we ons niet al te druk zullen maken. Gewoon, gezellig lopen en dan maar kijken hoe het gaat. Dat besluiten we overigens bij iedere wedstrijd.
Het enige wat er nog over is van het Rotterdam Zuid, waar ik ben opgegroeid, zijn de straatnamen, zoals de Rosestraat, de Oranjeboomstraat, de Persoonsdam. Verder herken ik niets. Vroeger reden we met tramlijn 3 door de Oranjeboomstraat als we naar tante Jannie gingen, in Spangen. Dat was helemaal aan de andere kant van de stad. Dan kwam je ook langs het Stieltjesplein, dat later nog werd bezongen door Frits Lambrechts. Het is gesaneerd. De huizen zijn er nu mooier en beter, maar er is een herinnering weg.
Er was een zwembad aan de Maaskade, waar we ’s zomers vaak naar toe gingen. Er was om beurten een uur zwemmen voor dames en heren. Het zwembad is weg omdat het water in de Nieuwe Maas te slecht werd. Tegenwoordig zouden we het trouwens te koud vinden.
Goed, we gaan van start. Welke smoezen heb ik deze keer om het schema van vijf-minuten-over-de-kilometer niet te halen? Voor de kerst zes weken geblesseerd geweest, daarna iedere zaterdag wilgen geknot in plaats van getraind en – gloednieuw – medicijngebruik vanwege de bloeddruk. En bij deze gelegenheid natuurlijk vooral de hoge Erasmusbrug en de Brienenoordbrug. Het lijkt niet eens zo slecht te gaan. Ik lever per kilometer wel wat in, totdat op de Maasboulevard ongeveer een en driekwart minuut achter lig op het schema. Tot dan toe hebben we wel het voordeel van een stevige bries in de rug.
Voordat we de Brienenoord op gaan, gaan we er eerst onderdoor. De pijlers van de brug blijken een sterke aantrekkingskracht te hebben op toiletbehoeftige mannen. Misschien ook omdat er van die nissen in zitten, zodat je wat afgeschermd staat. Dan gaat het omhoog. Heel geleidelijk, maar heel lang. En als we langs de A16 de brug opklimmen, toont Rotterdam zich van zijn meest dynamische kant. Veel uitlaatgassen en een duidelijk verminderd zuurstofpercentage in de lucht. Een moment zelfs de stank van rotte eieren. Ik loop te hijgen, maar ik stel me gerust: van de dok mag het wel weer. De bloeddruk is omlaag met de pillen…
Langzamerhand wordt de helling minder. Boven is het uitzicht over de rivieren natuurlijk prachtig. De Noord, de Lek, de Hollandse IJssel. Vanuit de auto heb je geen gelegenheid om er goed naar te kijken. Ik zou nu ook wel even willen blijven staan. En ook nog even naar de andere kant kijken, naar het profiel van de Maasboulevard. Vóóruit, beneden op het Knooppunt Ridderkerk slobbert een viaduct de lange sliert lopers naar binnen.
Bij het elfkilometerpunt klok ik achtenvijftig-acht. De Brienenoordbrug heeft me dus ongeveer twee minuten gekost op mijn oorspronkelijke schema. Als ik een streeftijd van één uur en twintig minuten aanhoud, mag ik nog ruim vijfentwintig seconden langer over elke kilometer doen dan vijf minuten. Dat moet kunnen. Maar klopt dat wel? Wat een gereken. Je hersens werken toch niet ideaal tijdens het lopen. We krijgen nu wel de wind tegen. Hé, de kerk op het Breeplein staat er nog!
Verderop is een grote moskee in aanbouw. Is dat die moskee waar zoveel over te doen is geweest? Over vijftig jaar, als de Nederlandse Islamieten ook niet meer naar de kerk gaan, moet hij misschien worden afgebroken. Wie weet, vinden de Rotterdammers dat dan ook weer zonde – net als indertijd, toen de Koninginnekerk moest worden gesloopt.
Of ik goed gerekend heb, weet ik nog niet, maar in elk geval finish ik in één uur, negentien minuten en achttien seconden. Eloy komt veel later aan. Hij heeft halverwege gewacht op zijn zoon, om samen verder te lopen.
© Gerrit Pelkman – Zoetermeer / Lid ARV Ilion