Wij lopers zijn heel sportief, denken we, zeggen we, en zo lijkt het ook. We zijn ook heel aardig tegen onze medelopers, hebben belangstelling voor hen en we praten graag over hoe een “wedstrijd” verlopen is, vooral met mensen die iets minder snel lopen. Zo vergaat het de meesten van ons en zo ook ene Jannus, een beetje eigenaardige “oudere jongere”.
Jannus is zo’n karakteristieke figuur, die je bij elk loopje ziet. Hij komt op z’n ouwe brommer uit de tijd dat hij een “nozem” was, shaggie in z’n mondhoek, z’n ouwe kloffie aan, echt een man uit de klei getrokken maar met een hart van goud. Helaas met een minpuntje, wat pas later aan het licht komt. Jannus is wat vrouwen betreft niet echt met z’n tijd meegegaan. Een vrouw vindt hij best, maar ze moet niet sneller lopen dan hij en zeker niet als zij ongeveer dezelfde leeftijd heeft als hij. De ontdekking van dit minpuntje van Jannus sloeg in als een bom en de vrouw in kwestie was er ondersteboven van. Is dit nou die aardige Jannus? Kan hij ook zo zijn? Dat valt vies tegen! Ze bekeek hem ineens met heel andere ogen.
Die (eigen)aardige Jannus is toch minder aardig dan ze dacht! Jannus die altijd vóór haar liep, zo’n klein minuutje op de vijf kilometer, zag ze ineens met een stratenloopje hem een paar honderd meter voor haar lopen. Ze vroeg zich af wat er met Jannus aan de hand was. Had hij een slechte dag? Had Jannus misschien last van een blessure? Ze had zelf het gevoel, dat ze die dag erg goed liep, maar meteen verdrong ze die gedachte. Na de wedstrijd bleek Jannus nergens last van te hebben en hij vertelde aan een ieder die het horen wilde, dat hij goed had gelopen. En de vrouw kreeg nu echt een goed gevoel over het verloop van deze wedstrijd! Zij had dus toch goed gelopen en haar zelfvertrouwen groeide.
Na een paar weken was er weer een gezellig avondloopje in de buurt en waren Jannus en de vrouw ook weer van de partij. Zoals altijd gezellig babbelen voor de wedstrijd en met het startschot schoot ook Jannus zoals gewoonlijk weg. Na nog geen 500 meter liep ze achter Jannus en even later haalde ze hem in. Tjonge! Ze haalde Jannus in! Ze bedacht meteen, dat er met Jannus iets aan de hand moest zijn. Het kon toch niet dat ze Jannus zomaar inhaalde?! Ze holde verder in de veronderstelling dat Jannus haar zo wel weer voorbij zou rennen. Dat gebeurde ook tegen het einde van het eerste rondje. En weer haalde zij Jannus in na een paar honderd meter. Het stuk tegenwind was de tweede keer makkelijker, omdat ze in een groepje mannen zat en toen ze weer windje meehad, liet ze het groepje los, omdat die mannen haar toch wel iets te snel gingen. Vlak voor de finish haalde Jannus haar wéér in. Het leek er even op, dat hij het niet kon hebben dat zij eerder zou finishen dan hij.
Maar die gedachte verdrong zij meteen. Haar tijd was prachtig en ze bedacht dat de stevige trainingen nu eindelijk hun vruchten begonnen af te werpen. Bij de waterpost begon Jannus tegen haar te foeteren en ze begreep het allemaal niet zo één, twee, drie. Wat was er aan de hand? “Ja”, zei Jannus, “hij had het allemaal wel gezien, ze liep achter brede ruggen, ze liet zich dragen door die mannen tegen de wind in en toen ze het zelf moest doen zakte ze af”. Dat was geen lopen volgens Jannus, je moest het zelf doen, zoals hij deed en hij trainde nooit en liep toch zo snel. Dat was pas lopen! Nee, zij… en zo ging hij een tijdje door. De vrouw probeerde zich te verdedigen. Ze was ontdaan over het feit dat die aardige Jannus zo tegen haar tekeer ging. Toen ze even later beduusd naar de sporthal terugliep, drong het tot haar door: Jannus was jaloers! Ja, dat was het! Hij was domweg jaloers! Opgelucht haalde ze adem. “Arme Jannus”, dacht ze, “hij heeft het er moeilijk mee dat een vrouw van zijn leeftijd hem ingehaald heeft. Dat is een afgang voor hem”. Jannus is een product van zijn tijd en opvoeding. Hij is de man en kan alles beter. Arme Jannus, het zal de komende tijd nog moeilijk voor hem worden als de rollen omgedraaid worden en zij steeds één minuutje meer voor hem loopt.
© Iris Bouman-Hoogerdijk