De tijd gaat snel. Voor ze het weten is het weer de eerste zaterdag in februari. Op haar verlanglijstje staat die maand de ‘Graanmolenloop’ in Termeer. Drie jaar geleden deden ze voor het eerst mee aan deze loop. Het was toen prachtig weer. Ze stapten in hun looptenue (dat wel) op de racefiets, om naar Termeer te fietsen. Zij zou toch ‘maar’ de vijf kilometer wedstrijd lopen.
Wanneer ze een korte afstand lopen is het fijn om naar zo’n wedstrijd toe te fietsen. Goed als warming-up voor de wedstrijd en na het lopen als cooling-down. Het plaatsje Termeer is ruim twintig kilometer van het dorp, waar zij wonen, verwijderd. Voor hem en haar, als echte ‘Pionners’, een peulenschilletje op de race fiets. Ze weet nog goed dat ze daar bij die molen op een muurtje in de zon zaten en koffie dronken. Zulk heerlijk weer was het op die wedstrijddag in februari. De molenaar had vlaggetjes in de wieken gehangen en liet de molen lustig draaien. Dat was een vrolijk gezicht. Het lopen ging toen ook goed. Vijf kilometer was voor haar niet zo veel. Het voordeel was dat ze dan ook nog naar de lopers van de tien en de vijftien kilometer konden kijken. Die finishten in de vrolijk versierde Molenstraat. Dat was met dat mooie weer genieten. Ze keken dan de ogen uit, juichten hun kelen schor en klapten hun handen bijna stuk. Ook was T.V Best aanwezig. Die cirkelde met een helikopter boven de atleten om er een mooie reportage van te maken. Zij had de pech, of noem het geluk, derde dame te worden op de 5 kilometer. En wat kreeg ze als prijs? Een megagrote slagroom taart! Ze probeerde de taart nog te delen met de andere lopers.
Helaas had niemand trek in een stuk heerlijke ‘warme bakker’ taart. Hardlopers leven gezond en zijn bang voor vette hap, leek het. Er zat dus niets anders op dan de taart mee te nemen naar huis. Op de racefiets! Zie je het voor je? Twintig kilometer héél voorzichtig fietsen! Een hand aan het stuur. Op de andere hand balanceerde de taart. Elk hobbeltje en bobbeltje proberen te vermijden. De taart is heel thuisgekomen. Maar zij… Zij waren gebroken.
Daar hadden ze dus van geleerd en het jaar daarop gingen ze dan ook met de jeep naar Termeer. Want je weet maar nooit. Ook hadden ze nog een goede smoes voor zichzelf. De regen viel met bakken uit de hemel. Zij wilde die dag graag de vijftien kilometer wedstrijd lopen. Omdat het bleef regenen, koos ze toch op het laatste moment toch voor de vijf kilometer. Het startschot viel. De zon ging schijnen en bleef schijnen. Jammer voor haar. Ze baalde er achteraf van, want ze had zo graag die vijftien kilometer willen lopen. Ze besloot ter plekke het volgende jaar terug te komen. Dan moest het er toch van komen om die vijftien kilometer te lopen. Weer of geen weer. Ze wilde gewoon, daar bij die molen, weten hoe het parcours van de vijftien kilometer was. Van ‘ervaringsdeskundigen’ had ze gehoord dat het een heel mooi parcours moest zijn.
De derde keer dat zij besloten aan de ‘Graanmolenloop’ mee te doen was er weer iets dat haar belemmerde de langste afstand te lopen. Dit keer stijve hamstrings! Je houdt het toch niet voor mogelijk waar je als loper allemaal wat kan voelen!? Nu hoor je en lees je overal dat met pijn lopen niet gezond is. Luisteren naar je lichaam moet je! Dus als ‘verstandige’ atleet deed ze dat. Met tegenzin!
Geen andere keus dus.
Die wedstrijddag valt er ’s morgens een fikse hagelbui, gevolgd door een gezellige sneeuwbui. Er blijft zelfs nog wat sneeuw op de straten liggen! Het weer zou wisselvallig zijn, had de weervrouw beloofd. Veel wind, af en toe wat zon, maar overwegend buien. Ja, ja, het is februari! Toch gingen ze met goede moed naar Termeer. Want… wie weet schijnt straks de zon. De organisatie zag de bui al hangen en had zijn tenten opgeslagen daar bij die molen. Inschrijven kon in het clubhuis ‘KOM MAAR OP’. De molenaar vond het allemaal prachtig. Hij stond al die tijd een pijpje te roken in de deuropening van zijn molen. Hij bekeek het nerveuze gedrentel van de atleten voor de start met pretlichtjes in zijn ogen. Hij vond het mooi. Machtig mooi! Na het finishen, zouden ze van hem een gezond broodje krijgen. Maar eerst moest er gelopen worden. Dat doen alle atleten maar al te graag. Want lopen willen ze. Weer of geen weer. Hagel en sneeuw, onweer, wind of regen deren hun niet. Ze kunnen er wel tegen!
Wanneer de atleten moe en voldaan hun heil zoeken in de gezellige tent, daar bij die molen, komen de tongen los. Het broodje gaat er in als koek en het verdiende (droge)T-shirt wordt door velen meteen aangetrokken. De organisatie is er weer in geslaagd om er een loopfestijn van te maken. De atleten hebben, ondanks het niet zo beste weer, genoten.
En volgend jaar… dan kom ze terug om die vijftien kilometer te lopen. Het moet toch eens lukken?
© Iris Bouman-Hoogerdijk