Een gewaarschuwd mens telt voor twee

Er zijn atleten, en zeker onder de masters, die hardlopen voor de gezondheid.Vaak hebben ze het advies al van hun arts gekregen om wat meer aan beweging te doen. Of hebben ze bij leeftijdsgenoten in hun omgeving de gezondheid achteruit zien gaan. Wandelen en hardlopen is dan voor veel mensen de simpelste manier van bewegen.

Niet gebonden aan een club, plaats of tijd. Lopen wanneer je zin hebt op eigen tempo. Ideaal! Toch zijn tijd en zin de beperkende factoren. Er is zo snel een excuus om niet te lopen. Discipline en regelmaat moet de atleet dan zichzelf bijbrengen. Als de regelmaat er inzit, dan lijkt het dagelijkse rondje haast vanzelf te gaan. Van alleen maar duurloopjes worden het al snel echte trainingen. De atleet wil sneller en verder lopen. Het ‘loopvirus’ heeft hem te pakken. Dat vindt hij zelf geen probleem. Zijn omgeving heeft er soms wel moeite mee. Hij probeert dan ook met zijn omgeving op goede voet te leven. Met een beetje geven en nemen lukt dat wel.

In het weekend gaat de gedreven atleet meestal naar een trimloop of wedstrijd toe. Dat gezellige samenzijn voor en na de gelopen kilometers schept verbroedering. Er zijn altijd wel bekenden om koffie of een drankje, met veel koolhydraten, aangenaam te nuttigen. Die gezellige weekenden kunnen veel atleten moeilijk missen. Een blessure kan dan roet in het eten gooien. Menig atleet probeert de blessure te negeren.

Soms, heel soms, gaat de blessure dan vanzelf over. Meestal moddert de desbetreffende atleet een tijdje door. Zijn gelopen tijden worden minder. Het gebeurt steeds vaker dat hij na een paar kilometers moet gaan wandelen. Uiteindelijk moet hij zelfs uitstappen. In enkele gevallen is er geen sprake van een blessure. Dan lijkt het erop dat er om onverklaarbare reden de prestaties achteruit gaan. De atleet sust zichzelf nog met het idee dat hij een jaartje ouder geworden is. Of laat naar bed geweest is. Of pas verkouden. Of…een burnout. Er zijn veel excuses aan te voeren waarom hij minder goed loopt dan het jaar daarvoor. Dat zijn hart niet goed meer functioneert, daar denkt hij meestal niet aan. Hij leeft tenslotte gezond. Beweging voorkomt hart- en vaatziekten sust hij zichzelf. Tot een andere atleet hem daar weer eens op wijst.

Als hij dan eens toevallig bij zijn huisarts moet zijn, gooit hij voorzichtig een balletje op. Zijn huisarts neemt zijn klachten serieus en stuurt hem door naar het ziekenhuis. Na een aantal onderzoeken: een fietsproef met radioactiemateriaal in het bloed, een echo en een hartkatheterisatie blijken er een paar ernstige vernauwingen in de kransslagaders te zitten. Voor dotteren zijn ze al teveel dichtgeslibd. De enige mogelijkheid is in zijn geval opereren. Dat is wel even schrikken maar de atleet had zelf ook wel het idee dat een operatie de enige oplossing zou zijn. Als hij eerlijk tegen zichzelf is dan moet hij toegeven dat hij het laatste jaar uitzonderlijk moe is geweest. Zijn conditie ging hardhollend achteruit. Geen extra vitamientje hielp daartegen. ‘Wat moet gebeuren moet maar’ dacht hij. Een paar weken na de uitslag kon hij geopereerd worden. Vier bypasses kreeg hij. Na veertien dagen mag hij het ziekenhuis verlaten.

Thuis blijkt dat hij minder kan en mag dan hij dacht. Hij heeft tijd nodig om te herstellen. Veel tijd. Zes weken na de operatie mag hij dan gaan revalideren. Drie keer per week sporten in het ziekenhuis. Hij krijgt weer moed. Ziet zichzelf over een paar maanden weer meedoen aan trimloopjes. Dat kan, heeft de cardioloog beloofd. En daar gaat hij voor.

© Iris Bouman