Een ieder die denkt dat ik van alle markten thuis ben en geen angsten ken, vasthouden die gedachten en gelieve hier te stoppen met lezen. Mensen die stiekem al wel door hadden dat ook ik mijn zwakke – of laten we zeggen minder sterke – punten heb, en dat ook ik zo nu en dan best wel eens bang kan zijn, lees gerust verder, uw vermoedens zullen worden bekrachtigd.
“Luke, zie je dat lint daar…?!”
“Uhmmm… Ja…”
“Hoe gaan we daar in hemelsnaam heelhuids bijkomen??!”
Er bij komen, bij die linten, op wat voor onbegaanbare plekken dan ook, dat lukte toch wel over het algemeen. Dat heelhuids ging ‘m niet worden, zo bleek… Luke was mijn metgezel tijdens de Nisraman Trail Teams. Getweeën werden we geacht een parcours van een dikke dertig kilometer af te leggen door de Belgische Ardennen. In theorie waren we een perfect team: Luke een prima daler en ik de betere klimmer. Echter, het was de bedoeling het hele parcours samen op te gaan. In de praktijk kwam het er dus op neer dat Luke iedere keer na een technische afdaling op mij kon staan wachten, en dat na een beklimming de rollen omgedraaid werden.
Er waren wel meer dingen waarbij theorie en praktijk niet geheel overeen kwamen. ’t Leek best simpel, vooraf gezien, in theorie, dat trailen. Gewoon de rood/witte lintjes volgen. Hoe moeilijk kan het zijn?! Best moeilijk, toch wel, zo wees de praktijk uit. Hoppatee, daar ging ie weer, Luke met gevaar voor eigen leven een afdaling in. Ik had het zowat dun door mijn broek lopen – ’t is dat ik over het algemeen voor de wedstrijd mijn darminhoud tijdens één van de traditionele 83 wc bezoeken al ledig, anders had ik dat ‘zowat’ bij deze weg kunnen laten…- en volgde Luke voetje voor voetje de afdaling in.
De afdalingen waren geregeld loodrecht naar beneden, waarbij de rood/witte linten zich om willekeurige bomen bevonden. Ik vermoed dat de parcours uitzetter diverse keren per ongeluk zo’n afdaling in is gemieterd, om vervolgens te bedenken dat dat voor ons wellicht ook wel leuk zou zijn, waarop hij het lint erbij pakte, deze wikkelde om de boom die hem van een wisse dood had gered, om hierna weer verder de afgrond in te gaan en de eerst volgende boom die liefdevol doch tevens vermoedelijk ook best hard omarmd werd weer van een lint te voorzien.
Beneden aangekomen was hier meestal een riviertje, of anders een ander soort van onbegaanbaar pad. De riviertjes op zich waren het probleem niet. Voor natte voeten ben ik niet bang. Wat het lastig maakte dat waren de stenen naast het riviertje, die doordat ze nat waren spekglad aanvoelden, hetgeen mij weer terug doet komen op mijn woorden, want die riviertjes waren dus wel het probleem, bij nader inzien…
BAM! #%&@*&$!!! Ging ik weer, vol op mijn bakkes. Of mijn kont. Of mijn knie.
Had ik eindelijk het stenen pad langs de rivier toch wel min of meer overleefd, zat er weer een lint ergens een meter of twintig boven m’n hoofd uitdagend naar me te kijken. Dat lint zat er prima. ‘t Vervelende was echter dat het lint het parcours uitzette, en ik toch wel de intentie had het parcours te volgen – deze keer wel ja… – en ik dus naar dat lint moest.
Hemeltjelief…
Met handen en voeten klauterend omhoog, om vervolgens standaard weer een paar meter naar beneden te kletteren, daarna dus weer omhoog, en naar beneden, en omhoog… Uiteindelijk bleek ik netto gezien toch meer geklommen dan gedaald te hebben, want het lint werd bereikt. Er waren soms ook wel plekken waar wat hardgelopen kon worden, maar nooit voor lang… Zat er eindelijk een lekker tempootje in, was er wel weer een obstakel in het parcours om mij en daarmee dus ook het tempo onderuit te halen.
Een scherpe bocht links dan wel rechtsom bijvoorbeeld. Nét op een plek waar het flink glad was op het parcours. Ikke dus rechtdoor, waar zich geheel toevallig een paar brandnetels of distels hadden gevestigd. Nice! Was er even geen scherpe bocht voorradig, dan was er wel een bruggetje, zo’n houten geval weet u wel, waar we overheen moesten. ‘k Vond het eerst nog sympathiek van die Belgen, dat we over het bruggetje mochten en niet dwars door het water hoefden. Totdat ik de eerste pas op het bruggetje zette. De tweede lukte al niet meer, toen lag ik weer op mijn bakkes…
Zo ging het dus een dikke 30 kilometer lang. 30 kilometer klimmen en klauteren, vallen en opstaan. Ik had vooraf bedacht dat ik met iets meer dan 3 uur toch wel de finish zou bereiken. De winnende tijd vorig jaar was rond de twee uur vijftig. Op een minuutje of twintig van de winnaars finishen leek me wel een realistisch doel, theoretisch gezien.
Maar ook nu bleken theorie en praktijk niet op elkaar aan te sluiten. Het lukte niet om binnen 20 minuten van de winnaars te zitten en ook de goeie 3 uur viel iets langer uit dan verwacht. In de praktijk kwam ik (lees wij) binnen na 3 uur en 55 minuten…
Na de finish was de eerste vraag die ik kreeg: “Hoe vond je het?!”. Het antwoord dat hierop volgde bewees wederom dat theorie en praktijk bij een trail ver van elkaar verwijderd liggen. “Gaaf!!”, luidde het antwoord, zonder enige twijfel.
© Ilonka van den Hengel – http://www.ilonkavandenhengel.nl/