Juli 2012. Broeierig warm is het. De zon schijnt. Er is weinig of geen wind. Hondje en zij zijn in Noordwijk aan Zee. Met Hondje gaat ze naar het hondenstrand aan het eind van de Koningin Astrid Boulevard. Ze heeft een tas vol met lekkers en nuttigs meegenomen. Ze is van plan om lang op het strand te blijven. Zelfs op het strand heeft Hondje het nog te warm. Ze gaan dan ook regelmatig de zee in om af te koelen.
Zij valt af en toe in slaap als ze ligt te lezen. Hondje houdt de wacht. Hondje is een goede waakhond. Tegen de avond gaat ze alles in orde maken voor de strandloop. Ze trekt de luchtigste loopkleding aan die ze bij zich heeft. Een paar dagen geleden heeft ze in een hardloopwinkel, in Katwijk aan Zee, nog een zomers shirtje gekocht. Dat kan ze nu aantrekken. Ze voelt zich er mooi in. Op de parkeerplaats geeft ze Hondje nog snel even een borstelbeurt. Een auto toetert. Het zijn de loopvrienden uit Zoetermeer. Er is iemand mee gereden. Dat is een zus van een van de twee. Gezellig! De zussen lijken sprekend op elkaar. Leuk om te zien. De zus is van plan om de rest van het loopcircuit mee te lopen. Ze zal zich ervoor inschrijven.
Op het strand is de organisatie druk doende. De speakster houdt de lopers op de hoogte van de vorderingen. De lopers lijken alle tijd te hebben. Ze maken grappen en grollen over en weer. Toch zijn sommigen serieus bezig. Zij rekken en strekken en lopen zich warm. Warm lopen hoeft eigenlijk niet. Het is zelfs te warm om te lopen. Toch zal er gelopen worden en willen de atleten lopen. ‘Nog zeven minuten voor de start’, roept de speakster. Of de atleten zich dat realiseren? Velen wel. Zij staan al achter de streep. Het is hoog water vandaag. Het zand is blubberig en hele stukken zijn geribbeld. Dat vindt zij niet zo prettig om overheen te lopen. Hondje weet haar plaatsje. Zij graaft een kuil bij de start en finish. Hondje zal wachten op haar. Zij knuffelt Hondje nog voor ze zich bij de anderen voegt. Even later horen ze de toeter. De meute spurt er vandoor. Kinderen kriskrassen tussen de ouderen door. Na één kilometer keren veel kinderen om. Na twee kilometer keren er nog meer om. Nu lopen alleen de atleten voor de acht kilometer recht door. Ze hebben de wind in de rug. Dat is warm. Ze loopt met schoenen af en toe door de zee om af te koelen. Zo warm heeft ze het.
Op de vier kilometer staat haar zomervriend met bekers water. Daar neemt zij er twee van. Een drinkt ze leeg en de ander gooit ze over haar rug leeg. Dat voelt heerlijk aan. Ze verwacht dat de terugweg gemakkelijker zal gaan. Natuurlijk is de wind tegen. Dat wel. Maar de wind is niet zo stevig. Deze geeft nu wat verkoeling. Toch gaat het niet zo als ze verwachtte. De heenweg heeft al teveel van haar krachten gevergd. Op het twee kilometer punt staan er vrijwilligers met water. Ook daar maakt ze dankbaar gebruik van. Bij de finish weet ze dat daar een heerlijke grote glanzende appel op haar wacht. Dat heeft ze gezien voordat ze startte. Het geeft haar ongekende krachten. Als ze finisht, krijgt ze meteen een beker water aangereikt. En de appel? Die zijn helaas op!!! Dat is nou jammer. Maar… de organisatie belooft haar volgende week een appel voor haar achter te houden. Daar vertrouwt ze op.
Als ze op het bord kijkt of ze prijs heeft op haar startnummer wordt ze helemaal blij. Zij heeft een prijs bij de keurslager! Een grote ringrookworst ligt op haar te wachten. Die zal ze volgende week ophalen.
© Iris Bouman-Hoogerdijk – Nieuwolda