Na een goede nachtrust staan we verkwikt op. De zomertijd is ingegaan. Het is al een uur later dan we gedacht hadden. Gelukkig is er niets aan de hand. We hebben tijd zat. De ‘Ronde van Littenseradiel’ start pas om 13.00 uur. Het weer is minder mooi dan gisteren als we de straat uit rijden. Maar er is zon beloofd. Die zien we bij Heerenveen verschijnen. Het zonnetje weet van geen wijken. Over een zonovergoten weg rijden we Sneek binnen. Parcourswachters wijzen ons een parkeerplaats aan. Tegelijkertijd met deze loop wordt er een skeelertocht gehouden. In de omgeving is er een voetbalwedstrijd en ook zijn er mensen aan het korfballen. Nederland beweegt goed in deze provincie. Wij gaan inschrijven. Er kan een halve marathon gelopen worden en een elf kilometer. Egbert en ik gaan voor de kortere afstand. Na gisteren zullen we het rustig aan doen zeggen we tegen elkaar. We geloven onszelf bijna. Hij mij niet en ik hem niet. We zullen zien. Het is te warm voor Hondje om in de auto te blijven. Links en rechts vraag ik of Hondje hier of daar mag liggen. Het mag wel, maar ik maak steeds bezwaren. Maar dan zien we Jan Kooistra. Hij zal hier speakeren. Jan belooft dat hij bij de finish Hondje in de gaten zal houden. Nu ben ik gerustgesteld. We installeren Hondje bij de finishboog. Geven haar een bak water. Daar drinkt ze meteen gretig van. Met een diepe zucht gaat ze liggen. Zij vertrouwt erop dat we haar niet zullen vergeten.
Met een gerust hart lopen we naar de start. Om onszelf te matigen gaan we achteraan staan. Nu kunnen we niet te snel van start gaan. Als het startschot is gelost duurt het nog veertien seconden voor we over de startstreep lopen. Ergens knijpt mij dat wel. Ik geef niet toe om snel in te halen. Egbert en ik blijven bij elkaar in de buurt lopen. Soms loopt hij iets voor mij en soms ik voor hem. We maken er geen punt van. We hebben dan ook niet beloofd bij elkaar te blijven. Als de een sneller wil dan de ander dan is het goed. We maken er geen strijd van. Er staat een lekker fris windje. Dat bevalt mij wel. Soms is de wind zij, dan weer tegen en ook mee. Als we de wind mee hebben is het zelfs warm. Op het vijf kilometerpunt is er verzorging. EB neemt snel wat slokken water. Ik heb nog geen behoefte aan het frisse nat. We lopen ‘maar’ elf kilometer. Het parcours is goed aangegeven. De parcourswachters zijn bewust van hun verantwoordelijke taak. Het loopt goed. Nog een pad door de weilanden. Dan de brug op. Naar beneden en een stukje terug en dan de atletiekbaan op. Een dame in een rood shirt loopt al tijden voor mij. Langzamerhand ben ik in haar kielzog gaan lopen. Een man in een felgroen shirt haalt mij in. Ik besluit de dame in te halen. Een kleine honderd meter voor de finish lukt het me. Nu even aanzetten. Hoera! Ik ben voor haar gefinisht. Egbert finisht een paar seconden na mij.
En zo lopen we al hijgend naar Hondje. Hondje blij. Wij blij. Een man komt ons tasjes met inhoud brengen. Dat is de herinnering. We mogen nog een flesje drinken pakken. En zo blijven we even uitpuffen op het gras. Na het douchen gaan we nog bij Jan Kooistra kijken. Hij roept de laatste lopers van de halve marathon binnen. We maken nog een praatje met hem en dan gaat iedereen zijns weegs. Wij smikkelen onderweg nog een ijsje. Het is tenslotte lente!
© Iris Bouman-Hoogerdijk – Nieuwolda