Zonovergoten is de A7. We snellen over de snelweg naar ons buurland. We gaan crossen in Duitsland. Vannacht heeft het flink geregend. Zelfs vanmorgen is er nog een bui gevallen. Het parcours zal wel blubberig zijn. Geen probleem. Dat maakt het crossen juist zo leuk. Finishen met kluiten modder op de kuiten. Hoe viezer hoe mooier. Des te groter is de voldoening. Acht kilometer zwoegen en zweten is ons doel.
Het is even zoeken waar het sportpark is. Na wat heen en weer gerij weet Egbert het te vinden. Egbert heeft ons via het Internet al ingeschreven. Onze nummers liggen dan ook klaar. Ralf komt ons met een brede glimlach tegemoet. Twee dames, die ik ken van gezicht, schudden ons de hand. Het is nog steeds zonnig en het voelt zelfs warm aan. Egbert besluit met een shirt met korte mouwen te lopen. Er zijn er meer die schaars gekleed gaan. Zo bont maak ik het niet. Ik doe zelfs nog handschoenen aan.
Na het startschot rennen we meteen een heuvel op. Deze ook weer af om een nog steilere heuvel te beklimmen. Nou beklimmen… Het is meer achteruit glijden. Een dame valt. Ze staat weer op en rent verder. Toch lukt het iedereen om boven te komen. Ik weet van Egbert dat we deze heuvel vijf keer over moeten. Voorlopig niet aan denken. Eerst maar proberen er heelhuids af te komen. Ook dat lukt. Een slingerpaadje tussen de bomen door is de volgende hindernis. Dan wordt het iets makkelijker. We rennen langs een hek. De grootste boomwortels zijn met oranje verf gemarkeerd. Maar dat betekent niet ik gedachteloos over dit pad kan rennen. Het blijft oppassen. Nu naar links tussen bomen door. Dan een veldje oversteken om slingerend in het Wald te verdwijnen. Ook hier putten en kuilen. Hobbels en bobbels. Gelukkig staat er een parcourswachter om de lopers de goede kant op te wijzen. Door al dat geslinger raak ik mijn richtingsgevoel helemaal kwijt. Geen probleem. Het eerste rondje gaat vlekkeloos.
Nu worden de ronden wat groter. We moeten de blauwe linten volgen. Het eerste stuk is hetzelfde als in de eerste korte ronde. Dan wordt het wat moeilijker. Voor mij zie ik niemand lopen. En ook achter mij zie ik geen loper. Ik volg de blauwe linten. Loop tussen twee linten door. Langs een gebouw. Een parkeerplaats over. En dan een weg op. Een weg? Het zal wel. Vooruit maar. Recht zo die gaat! De weg is lang. De weg is breed. Ik vind het vreemd dat er een weg in een cross zit. Ik kijk naar links. Een hoog hek. En…lopers! Lopers? Met een nummer opgespeld? Er daagt bij mij iets in het oosten. Ik loop verkeerd! Wat nu? Terug gaan? Dat vind ik geen optie. Misschien kan ik heel snel naar links het Wald weer in. Niet dus. Het hoge hek blijft hoog en gesloten. Ik ren de hele weg af. Dan naar links, want daar ergens zal wel de ingang van het sportpark zijn. Voorlopig echter niet. Ik twijfel. Zal ik teruglopen? Dat kan altijd nog. Nog maar een stukje doorrennen. We hebben hier ook met de auto gereden. Ik herken sommige huizen. Of… Ik ren een stuk terug. Toch maar niet. Ik keer om en ren weer heen. Nog een stukje doorlopen. Ik kan altijd dezelfde weg terugnemen, stel ik mezelf gerust.
Dan zie ik een richtingsbord waar Waldstadion op staat. Ik schiet die weg in. Zo gaat tie goed! Rennen!!! Ik zie veel geparkeerde auto’s. Daar staat de auto van Egbert ook tussen. Ik ren het parkeerterrein op en over. Door de hekken van het sportcomplex. Ik zie de atletiekbaan en hoor de speaker! Van links komen atleten die aan de cross meedoen. Ik voeg in en ga aan de tweede grote ronde beginnen. Dan zie ik Egbert die al twee en een halve grote ronde erop heeft zitten. Ik roep naar hem dat ik me heb verlaufen. Hij roept iets terug. Ik versta hem niet. Ik strompel de gladde heuvel op. Glijd ervan af en slinger me door de bomen. Langs het hek. Het veld over. Door het Wald. En dan… Hoe moet ik nu verder? Ik loop langs het gebouw. Zie geen andere uitweg dan die ik in de eerste ronde genomen heb. Er staat een man die een grote tak weg haalt. Is hij van de cross? Hij zegt niets. Dan loop maar door. Weer verkeerd. Maar nu weet ik hoe ik verkeerd moet lopen. Nu ben ik zekerder van mezelf. Bij de atletiekbaan rits ik in. Ren weer het bekende stuk. Nu zal ik iets slimmer zijn. Een ezel… Ik kijk eens goed om mij heen. Zie een pad dat nergens toe leidt. Een ander pad gaat het Wald in. Ik besluit dat pad te nemen. Nu loop ik in ieder geval aan de goede kant van het hek. Dan hoor ik achter me roepen. Het is Egbert. Hij is aan zijn laatste ronde bezig. ‘Loop maar achter mij aan Iris’, zegt hij. En zo kronkelen wij door het Wald. Smalle paadjes over en heuvel op en af. Nu gaat het goed. Onderweg vraagt Egbert nog of ik nog een ronde ga. Ik bedank ervoor. Ik heb genoeg gelopen. En zo finishen we vlak achter elkaar.
We gaan douchen. We halen onze Urkunde op. Wat zie ik? Eerste dame in mijn categorie! De organisatie heeft blijkbaar niet gemerkt dat ik verkeerd ben gelopen. En één ronde minder gelopen heb. We laten het maar zitten. Ik ben toch de enige in mijn categorie. Niemand doe ik hier tekort mee. De andere dames weten dat ik me verlaufen heb. We hebben het er in de kleedkamer over gehad. We eten nog een broodje. Drinken een beker koffie. En dan naar huis. In mijn dorp is nog iets leuks te doen. Daar willen we bij zijn.
Thuisgekomen gaan we ons verkleden voor het feest. Dan doet Egbert een ontdekking. Hij heeft zijn sporttas in de kleedkamer laten staan! Een lichte paniek overvalt hem. Hij zoekt snel het telefoonnummer van de organisatie op. Deze laat weten dat we de spullen nog kunnen halen bij de sporthal. Egbert stelt voor dat ik alleen naar het vuurfeest ga. Dat wil ik niet. Samen terugrijden is gezelliger. Dat vindt hij eigenlijk ook wel, maar gunt mij het feest.
Daar gaan we weer. ‘Wie zijn hoofd niet gebruikt moet zijn benen gebruiken’, zei mijn moeder zaliger vroeger. De tijden zijn veranderd. In dit geval gebruiken wij de auto.
© Iris Bouman-Hoogerdijk – Nieuwolda – http://hardloopberichtenvantoli.blogspot.com