Nijeveen: ‘Dat is nummer 181.’ ‘Ben ik dat?

20111203NijeveenEen stevige wind waait door de bomen. Het regent er ook nog bij. Het is echt weer om bij een knapperend haardvuur te zitten. Daarbij een mok met dampende chocolademelk in de verkleumde handen. We slapen wat langer dan gewoonlijk. De plannen die we gisteravond gemaakt hebben gaan dan ook niet door. Gelukkig weet Egbert nog een loop in de buurt van Meppel.  Deze loop start om 13.00 uur. Nu hebben we tijd genoeg om de sporttassen en andere zaken in te pakken. Een klein uurtje later rijden we dan door weer en wind naar Nijeveen. We hopen dat het daar droog is. Zoniet dan lopen we toch. Wij laten ons niet tegenhouden door de weergoden. Op de parkeerplaats regent het grote dikke druppels. We snellen naar de inschrijving. Daar worden we hartelijk ontvangen. We krijgen tekst en uitleg hoe in te schrijven. We luisteren geduldig al weten we van de ‘hoed en de rand’.

We drinken een kop koffie. Lopen met Hondje een rondje. Trekken wat uit en aan. Dribbelen een stukje. Rekken wat. En dan is het tijd om te starten. Wonder boven wonder is het droog geworden. Er verschijnt steeds meer blauw in de lucht. De organisatie is zeer tevreden met de grote opkomst van atleten. De speaker vertelt vol trots de leeftijd van de oudste deelnemer en de jongste. Ik stoot de man aan. ‘Én de oudste deelneemster?’ Hij kijkt op zijn lijst. ‘Dat is nummer 181.’ ‘Ben ik dat? Oeps!’ Hier in Nijeveen zien we niet veel bekenden. Wie we wel zien is blije Reina. Zij is zeer verbaasd om ons hier te treffen. Voor haar is dit bijna een thuiswedstrijd. Voor ons is het meer dan een uur rijden. Reina heeft een advies van haar huisarts gekregen. Zij mag niet zo hard van stapel lopen. Zes minuut dertig per kilometer mag ze gaan. Dat is droevig nieuws. Maar Reina lacht erom.

20111203NijeveenPlattegrond

Direct na het enorme startschot schiet Reina er als een pijl uit de boog weg. Egbert scheurt er achter aan. Ik zie ze lopen en laat ze lopen. Wie weet hoe onze kansen keren onderweg. Het is toch wat met lopers en hun smoezen. We lopen in een bochtje het dorp uit. Er staat nog een stevige wind. Voorlopig hebben we die nog mee. Lang zal het niet duren. Ik zie in de verte de eersten al linksaf slaan. Zie ik het nu goed? Gaat Reina langzamer lopen? Alle kans dat ik haar nog voorbij zal gaan. Ik doe er geen moeite voor om haar in te halen. Ik zie wel. We hebben nog minstens tien kilometer te gaan. Elf komma vier kilometer is de loop waar ik aan meedoe. Er is ook een halve marathon. Die lopen, na de ronde van de kwart marathon, nog een andere ronde. Ondertussen hebben we flink tegenwind. De weg is lang. De weg is breed. Verstand op nul. Wel een kleine drie kilometer tegen de wind op boksen! Dat is vermoeiend en ik word dan ook door menigeen ingehaald. Het zij zo. Op mijn leedtijd mag ik ingehaald worden. Niet dan? Ja toch! Ondertussen heeft Reina een flink tempo ontwikkeld. Ik kan haar nog zien. De afstand tussen ons is door mij niet meer te overbruggen. Zij weet zelfs Egbert nog een kleine halve minuut voor te blijven. Als ik finish roept de speaker luid en duidelijk dat de oudste deelneemster binnen is. Ik vind het leuk om te horen.

Reina en Egbert lopen meteen naar mij toe. We drinken een beker thee en wisselen de loopbelevenissen uit. Blije Reina klaagt. Waarover? Dat er geen categorie voor vrouwen boven de veertig is. Daar heeft ze een punt. Bij de mannen op deze kwart marathon zijn wel verschillende categorieën. Bij de vrouwen zijn er maar drie prijzen te verdelen. Op de halve marathon zijn de categorieën wel gelijk verdeeld. Waarom dan niet op de kwart marathon? Reina gaat het vragen. Het antwoord dat ze krijgt stemt haar niet tevreden. Ze spoort andere vrouwen op om ook over de categorieën hun beklag te doen. Of het veel zal helpen zullen we volgend jaar merken.

© Iris Bouman-Hoogerdijk – Nieuwolda – http://hardloopberichtenvantoli.blogspot.com