Donderdag 7 mei 1970: de Coolsingel in Rotterdam is even het centrum van de wereld. Een dolenthousiaste menigte juicht voor de gladiatoren van Feijenoord die voor het eerst in de geschiedenis de Europacup naar Rotterdam brachten. Wim Jansen en Rinus Israël worden bejubeld aan weerskanten van de cup met de grote oren. In het publiek staat een achtjarig jongetje.
Bewonderend slaat hij het schouwspel gade. Vandaag is hij ook een beetje voor Feijenoord. Zondag 11 april 2010, bijna 40 jaar later is dezelfde plek opnieuw het centrum van de wereld. Opnieuw een enthousiaste menigte. Ze juichen de snelle Kenianen toe die klaar staan voor hun marathon. In hun kielzog gevolgd door duizenden trappelende dappere atleten. In dat deelnemersveld staat een 48-jarig mannetje klaar voor zijn 3e marathon, de spiervezels strak gespannen. Hij lacht en rilt even bij de herinnering aan vroeger. Beweegt zijn ellebogen, zwaait en galmt mee met het legioen; "You’ll never walk alone". Kippenvel, concentratie. De zon glimlacht even door de wolken heen en dan het kanonschot; We zijn op weg!!
Alle begin is moeilijk. Startvak D is direct achter de bedrijvenlopers. Leuk dat ze ook meedoen, maar je moet wel om ze heen. Ik loop in een team met douane-collega’s, maar start niet in het bedrijvenvak. Gelukkig heb ik slalommend de eerste kilometer al flink wat bedrijvenlopers ingehaald. Het tempo weer veel te hoog natuurlijk. Maar ja dat krijg je als de adrenaline door je bloed giert. Ronald komt even bij me lopen, maar haalt me niet in. De Erasmusbrug is steil en fraai hoewel ik me geen tijd gun dit kunstwerk grondig te observeren. Een enthousiaste menigte juicht ons toe! Een stukje verder weer een brug; Nog meer water? Maar nee deze gaat over een stuk industrieterrein. Ik passeer Gerard die deze wedstrijd ziet als training voor de Roparun. De ochtend heb ik een aantal keren met mezelf gediscussieerd over één of twee laagjes. Het is er één geworden. Ik voel dat ik hier spijt van ga krijgen. Ik loop in internationaal gezelschap met Fransen en Spanjaarden. Het publiek moedigt ons aan dapper door te gaan. Het tempo ligt nog steeds hoog, maar ik hou iets in, het is tenslotte nog een heel eind. Het groepje valt uit elkaar en ik loop alleen. 10 meter voor en 10 meter achter me de andere atleten: Wel kicken; alle applaus is nu dus echt voor mij!
Na 11 km. lopen we op het Slinge. Wat een vreemde naam voor een weg die gewoon kaarsrecht loopt, geen bomen die beschutting zouden kunnen bieden en wel de frisse wind pal tegen: zware kilometers! De 10 km. ging zojuist net onder de 45 minuten dus eigenlijk prima op schema. We slingeren verder en deze weg heet dan ook weer anders, maar de tegenwind blijft. Ik heb het koud. Een stierenvechter passeert mij. Dat zal me toch niet overkomen: ingehaald worden door een kermisattractie? Ik zet weer wat aan en passeer het 20 km. bord. Even later heb ik de halve marathon beet in 1:33. Eigenlijk iets te langzaam, maar ik houd me voor dat de marathon nog niet begonnen is. Lange straten met overal klappende mensen. Het wordt allengs zwaarder, maar het klappende publiek geeft me vleugels, maar hoe moet dat eigenlijk? Ik probeer het met Basshunter: "I can walk on water, I can fly" In een training een heerlijk techno-nummer, maar met de Erasmusbrug weer in zicht is dit lied helaas niet van toepassing. Nu hebben we de wind echt tegen en wordt het steeds kouder. Had ik maar naar mezelf geluisterd en een hempje onder het fraaie Douaneshirtje aangedaan. Laan op Zuid doet zeer. Zelfs de aanblik van de Wilhelminahof; het moderne belastinggebouw doet mij niet sneller lopen. Ik neem een slok "performande-drink" maar die combineert slecht met de aangereikte Extran. Bulkend zoek ik de luwte door dicht langs het publiek te lopen; de Erasmusbrug is nu echt hoger dan op de heenweg.
Nu gaat het richting finish en ik hoor de enthousiaste microfonist al schreeuwen: Zou een wereldrecord er in zitten? Zelf ga ik voor een persoonlijk baanrecord. De helikopters in de lucht verraden dat ik vlak in de buurt loop van de koplopers. Het geluid zwelt aan en als ik op de Blaak loop zie ik de Kenianen aan de overkant passeren. Wat een looptechniek! Ze zweven haast. Kennuh ze vlieguh? Ik imiteer Jules Deelder of zouden ze ook Basshunter zingen?
De Kenianen zijn haast binnen terwijl ik de Kralingse kuitenbijter nog voor me heb. Het mooie is er nu echt af. Ik ril van de kou en heb het erg zwaar. Het bord 40 km. staat aan de overkant van de weg en geldt dus nog niet voor mij; ik zit op 28 km en mijn bovenbeen- en liesspieren doen zeer. Telkens als ik aanzet houden ze me vast en dwingen me niet te versnellen. Ed komt even naast me lopen; hij ziet ook dat ik moet afzien en het is nog zo ver! Ronald haalt me in en ik kan niet volgen. Een Belg stopt en nog meer mensen nemen de kortste weg terug. Dit ga ik dus niet doen, maar ook doorlopen doet zeer. Op deze plek staat weinig publiek en ze klappen al lang niet meer, want de koplopers zijn hier al ongeveer drie kwartier voorbij. Elke stap wil ik versnellen, maar m’n quadriceps staan dit domweg niet toe. Als ik dit toch probeer roept mijn hamstring mij weer pijnlijk tot de orde: rustig aan jij mannetje! Ik wil sneller, maar het gaat domweg niet. Bij 35 passeren we fraaie optrekjes maar ik heb er weinig oog voor. In de verte zie ik de gebouwen van de Erasmus Universiteit. Daar liggen ook nog een paar zweetdruppeltjes, maar niet zo pijnlijk als vandaag. Bij 37 km nemen m’n spieren zich echt in hun greep. Ik wil verdorie sneller, maar het onderstel weigert gewoon. Absurd, maar waar! Ik foeter op het weerbericht dat ons wijsmaakte dat we het laatste stuk de wind in de rug zouden hebben.
Nu lijkt alles tegen te zitten; de gedroomde tijd dicht bij de 3:10 gaat niet lukken, maar ik wil de schade hoe-dan-ook beperken. Ik ben hier heen gekomen voor een pr en dat zal ik er ook uit persen. Al heb ik echt geen idee hoe dat zal moeten. Het 40 km. bord passeer ik aan de juiste kant in bruto 3:05 en op dat moment lopen er veel atleten rechts aan de andere kant van de weg. Zij moeten de Kralingse plas nog rond! Ik waggel in de houdgreep van m’n beenspieren en wordt op dat moment ingehaald door een haas met een geel hesje die strak 3:15 gaat lopen. Aanhaken is geen optie. Ik probeer het, maar daarmee maak ik m’n quadriceps pas goed kwaad. M’n hamstring parkeert me volledig. Deze laatste 2 km. word ik ingehaald door steeds meer lopers die ik eerder heb ingehaald.
Het laatste stuk is balanceren tussen sneller willen en onverbiddelijk worden afgestraft door m’n onwillige spieren. Ik zit in een houdgreep en de enige remedie is doorgaan in een tempo dat ik niet wil. "I can walk on water, I can fly" ik voel me als een pinguïn die vleugels heeft maar er niet mee kan vliegen. Waggelen dan maar! Het wordt maar niet warmer. Maar ik tel af. Het publiek is enthousiast en ik trek een grimas: de borden langs de weg tellen tergend langzaam af. Ik zie in de verte de Coolsingel en weet dat het einde in zicht is. De laatste meters negeer ik de protesterende spieren en gok er op dat er geen finishfoto van mij is.
Yessss: bruto onder de 3:16:30 dat zou moeten betekenen dat ik netto net onder de 3:16 heb gelopen: mijn hoofd is leeg. Ik wankel en waggel. Ik zwaai naar Sas die me toezwaait aan het andere kant van het hek. Ik kijk nog ff terug naar de klok om zeker te weten dat het zwaarbevochten pr echt in de knip is. Ik praat na met omstanders en medelopers. De weg naar het douanebusje is nog lastig te vinden en loopt langs een ondergronds metrostation; de krochten van Rotterdam vormen opnieuw een aanslag op m’n benen. Hier ontmoet ik Irene,Thijs en Ed. Irene geweldig in 2:51 Thijs net boven de 3:00 Allebei super!
The day after geniet ik van een vrije dag, spierpijn en nog een vleugje endorfine: De pijn verdwijnt, de prestatie blijft! Ruimte voor verbetering maar blij met 3:15:51.
© Hans Blankestijn – Deventer