Jarenlang rende ik niet meer, maar ook niet minder, dan dertig minuten. Mensen die melding maakten van tochten van een uur, of nog meer, kon ik alleen maar sprakeloos van verbijstering aanstaren. Pas toen ik een schema vond met als doel tien kilometer te lopen begon ik langer te lopen, maar gedurende kortere periodes!
Wat me voorbij die magische dertig minuten trok, was de prettige zekerheid dat ik het maar tien minuten hoefde vol te houden, daarna mocht ik gaan wandelen. Het trainingsschema was namelijk verdeeld in handige, hapklare tijdseenheden die lopen en wandelen afwisselden. Het vertelde me wanneer ik moest beginnen, en het vertelde me wanneer ik mocht stoppen. Als ik me nu moe voel, en zin heb om te stoppen, werp ik een blik op mijn ipod and zeg tegen mezelf: ‘Nog maar acht minuten! Wat is nou acht minuten. Dat kun je toch wel?!’ En natuurlijk juich ik dan: ‘Ja, dat kan ik!’
Het principe van weten wanneer je moet beginnen, en weten wanneer je moet stoppen, komt ook in het dagelijks leven goed van pas. Een mooi voorbeeld daarvan is huishoudcoach Flylady. Zij adviseert je een eierwekker te zetten op vijftien minuten, en het aanstormende kwartier te gebruiken om één kamer op te ruimen. En als de wekker afgaat, ben je klaar! Ongeacht de toestand van de betreffende kamer.
Lopen heeft me een nieuw tijdsbesef gegeven. Door tijd in stukjes te breken wordt het veel makkelijker dingen te doen, waar ik geen zin in heb. Dus doe, en kan, ik veel meer.
© Nicole Orriëns / http://www.moedershomerun.blogspot.com/