Een uitstapje heeft de naam van gezellig ergens naar toe gaan. Los zijn van de dagelijkse sleur. Bij ons hardlopers is uitstappen echter een beladen term. Een groot aantal atleten zijn er prat op dat zij nog nooit zijn uitgestapt. Uitstappen is een teken van zwakte. Ik heb het eens nagekeken. Op 21 mei 1977 ben ik tijdens de Campari marathon in Amsterdam uitgestapt.
De limiet in Amsterdam was 4 uur en ik zat op 36 kilometer nog op 2 uur en 56 minuten. De laatste 6km in iets meer dan een uur wandelen lijkt eenvoudig. Maar wanneer ik in mijn looplogboek zie dat ik drie weken later een 10km in 45 minuten loop (voor mij geen toptijd) en de weken na Amsterdam 10 tot 20km in totaliteit in één week train was er waarschijnlijk meer aan de hand dan alleen moe zijn of geen zin hebben. Het gekke is wel: ik weet het niet meer en het heeft blijkbaar ook geen diepe indruk op me gemaakt.
Op dit moment is het al zo gek dat ik geeneens aan uitstappen toekom. We lopen naar de atletiekbaan voor een testloop over 3000m en op het moment dat we op de baan aankomen regent het zo hard dat er door niemand enig animo is om te starten met de training. En zo gaat het nu al enkele dagen achter elkaar. Mijn gedachten gaan uit naar de mensen die nu in Nijmegen dagelijks 50km lopen. Niet bepaald een uitstapje.
© Rinus Groen – Apeldoorn