Zondag 26 april. Ik sta redelijk vooraan, want ik weet dat er bij zo’n kleinschalig loopje niet zoveel mensen met 15 km/u vertrekken of dat heel lang volhouden. De eerste 300 meter na het startschot is het even onrustig. Plekje zoeken en tempo vinden, maar daarna is het een kwestie van je eigen ding doen met voldoende ruimte voor en achter je.
Het is een ronde van 5 kilometer om een recreatieplas, de Dobbeplas, die we hier gaan maken. De start is gesitueerd bij de plaatselijke ijsbaan en omdat de halve marathon in Hazerswoude op deze ochtend logistiek niet haalbaar was heb ik maar besloten om met Marina en Mirte naar Nootdorp te gaan zodat Mirte haar debuut op de 750 mtr kan maken en ik zelf iets moois kan gaan proberen op de 15 kilometer.
Kilometer 1 gaat in 3’58, prima dus, alles voelt lekker. Het plan? Het plan is om eerst een rondje van 20 minuten te lopen. En als dat een beetje fatsoenlijk aanvoelt, nog een rondje in die tijd. En als de pijp dan nog niet leeg is, nog een rondje. Ik heb aan de ene kant niet de illusie dat ik 15 kilometer al weer binnen het uur zou kunnen afraffelen, maar aan de andere kant loop ik de snelle stukjes uit de schema’s van Peter Stein wel weer erg makkelijk dus wie weet…
Kilometer 2: Ik zie 8’06 op de teller, beetje aanzetten dan maar. Inmiddels ben ik op jacht naar een vrouwspersoon. Na ruim een kilometer ben ik ontsnapt uit een groepje van 3 mannen en besluit langzaam maar zeker naar deze goedgebouwde dame te lopen. Lang bruin haar, een goed figuur en een stevige pas, ze mag er zijn zullen we maar zeggen. Toch haal ik haar voor het 2 km bordje in en kijk bij deze manoeuvre even snel naar rechts en zie een wit kartonnen kaartje op haar shirt. Ah, ze gaat dus voor de vijf. Ik besluit bij haar in de buurt te blijven en een beetje aan te moedigen om te proberen haar naar een tijd onder de 20′ te loodsen.
Kilometer3: 12’02. Dat is beter, een beetje teruggewonnen maar niet teveel. Niet met je krachten smijten nu. Ik loop nu heel makkelijk en soepel en het aanmoedigen leidt een beetje af van mijn vrees voor de 3e ronde die nog ver weg lijkt maar straks toch echt wel pijn zal gaan doen. Hoe loop ik er hier straks bij, 2 ronden verder? Zal ik instorten na 12 km? Ik ben er niet zo meer mee bezig. Steeds laat ik haar een beetje dichterbij komen en versnel dan heel lichtjes. Meestal gaat ze mee maar soms heb ik het idee dat ze achterblijft. ‘Niet loslaten’, roep ik. ‘Kom op, het kan nog steeds’, en meer van dat soort onzin. Geen idee of ze het waardeert maar het lijkt wel te werken.
Kilometer 4: 15’59. Prima, ik heb weer wat te roepen….en dat doe ik dus ook. Ook weer niet te overdreven maar inmiddels is het toch een projectje geworden om haar onder die verdraaide 20′ proberen te krijgen. Twee keer voel ik dat ze het een beetje wil laten lopen in de laatste 1000 meter maar dan kent ze mij nog niet. ‘Kom op zeg, nog even doorzetten nu’. Met de finish in zicht zie ik dat het net zou moeten lukken. Ik vervolg mijn weg naar rechts en zij gaat linksaf het schelpenpaadje af en het finishdoek onderdoor. Een moeizaam ‘Bedankt’ vang ik nog net op en ik ben mijn afleiding kwijt en mag weer alleen op jacht naar de kilometerbordjes met bijhorende blik op de stopwatch. De rest van het wedstrijdje loopt eigenlijk als een zonnetje.
De 2e ronde kom ik goed door (10 km in 39’59) en tot mijn verbazing fietst er de laatste ronde ineens een fietser voor me. Al snel snap ik dat dit een privelege van de koploper is maar waarom fiets dat portret nou steeds ruim 20 meter voor me? Ik wil afleiding van de pijn die vast gaat komen, een praatje aanknopen wellicht of even vragen of hij dit vaker doet maar daarvoor fietst hij te ver voor me. Na een minuut of 7 heb ik pas door dat deze voorfietser zijn klusje keurig uitvoert. Als hij op 2 meter afstand voor me zou gaan fietsen heb ik altijd voordeel bij tegenwind, niet dat er veel wind staat, maar toch. Stom, niet aan gedacht. Dan maar de confrontatie aangaan met mezelf en die laatste kilometers. En dat gevechtje valt me reuze mee vandaag. Ik zie wel na 13 kilometer dat ik 7" boven het schema van een uur loop, maar heb toch steeds het idee dat het nog wel kan.
In de laatste kilometer zit een prettig stukje fietspad naar beneden en de laatste paar 100 meter kan je er meestal nog wel wat extra snelheid uitpersen. Toch? Ja dus. Eindelijk mag ik ook linksaf het schelpenpaadje op en hou 4 of 5 seconden over op het uur. Had het niet verwacht maar het kon dus wel vandaag. Het was wat mij betreft dan ook uitstekend loopweer: een mals lentebuitje bij een graad of 12 en praktisch geen wind. Genieten dus en al uitdribbelend kom ik vrij snel weer een beetje bij en zakt mijn hartslag naar wat normalere waarden.
Na afloop spreek ik de dame uit de eerste ronde nog aan. Ze liep helaas net geen p.r. maar bleef wel keurig binnen de 20 minuten. In de kantine van de ijsclub ontwaar ik plotseling Fred ook met een andere Haag atletiek coryfee wiens naam mij helaas ontschoten is. Ook zij hebben genoten van het lopen in het regenachtige weer wat voor veel mensen op zondagochtend juist een reden is om wat langer op bed te blijven liggen maar niet voor ons hardloopverslaafden en cultuurbarbaren. Een beetje een smet op deze loop voor mij is als ik tot 2 keer toe hoor dat de ronde een meter of 50 te kort zou zijn. Aan de ene kant wel jammer van zo’n tijd, net op de drempel van 60 minuten maar desondanks stel ik me tevreden met het constante en voor mij toch wel vrij hoge tempo wat ik een uur kon volhouden. Ik had geen verval in de laatste ronde en de altijd vurig gewenste ‘negative split’ van Peter Stein bedroeg nu maar een paar seconden maar is toch gerealiseerd.
Ik vergeet Mirte bijna te vermelden. Onze hardloopster in de dop kweet zich dapper van haar taak om een rondje van 750 meter te lopen. Na een vliegende start ging het ineens niet zo hard en er moesten een paar stukjes gewandeld worden, maar de blik in haar ogen tijdens en na de wedstrijd was geweldig om te zien en die 1,5 km? Daar gaan we de volgende keer naar toe werken.
© Jan van de Erve – http://jvderve.web-log.nl/