Ze passeren je, staan even verderop klaar met een flesje of een droog shirt. Ze praten tegen hun eigen loper en soms ook tegen de lopers die voorbij komen. De fietsers die de lopers begeleiden hebben een eigen missie. Ik vraag haar om even mijn waterfles vast te houden. Ik kom net de bosjes uit en moet alles nog even goed aantrekken om geen schuurplekken te krijgen.
Ze fietst naast me en zegt dat mannen het toch makkelijk hebben. Ik beaam het. Ze hoeven niet eens de broek naar beneden te doen. Hup, de piemel eruit halen en plassen maar. Ze zwijgt even en zegt `ja, als ik er over nadenk is het een hele klus. Je moet een plek vinden, broek uit en alles weer fatsoeneren`. Ik vertel haar nog even dat een beschut plekje op Texel al een opgave op zich is. Ik krijg mijn fles weer terug en nadat ze mij succes wenst fietst ze naar haar loper. Een uurtje later komt ze net voorbij als ik uit de duinen spring. Moet ik nog iets vast houden vraagt ze gelijk en zegt vervolgens `het is inderdaad een gedoe dat plassen zeg`. Dan vertel ik nog niet dat ik net over mijn open schrammen van de bramenstrukken heb geplast en dat het zeer doet. De frustratie van een vrouwelijke loopster.
Ze fietst stuurs achter hem. Ze wisselen haast geen woord. Aan haar fiets hangt een ouderwetse fietstas. Hij staat half open en ik zie sportdrank, bananen en wat kleding. Hij loopt iets voor mij en steunt en kreunt. Hij heeft het zwaar, zij zegt niets. Dan gooit hij een jasje op de grond. Zij mompelt iets, stopt en pakt de jas. Ze frommelt het in de fietstas. Hij blijft lopen zonder iets te zeggen en zonder om te kijken. Blijkbaar vertrouwt hij erop dat zij het oppakt. De vrouw blijft ook achter hem fietsen zonder enig plezier zo lijkt het. Het volgende wat hij op de grond gooit is een plastic bidon. Het ritueel herhaalt zich. Zij lijkt wat te mompelen en stopt weer. Het flesje verdwijnt in de fietstas en ze stapt zuchtend weer op de fiets. Ik ga de loper voorbij en zeg niets.
De lammetjes zijn ontelbaar. Ik verbaas mij over hun positie, want er is er haast geen een die rechtop staat. Ze liggen allemaal voor gaas en in een diepe slaap. De aaibaarheidsfactor is enorm. Maar naar mate de km`s verstrijken denk ik plots andere dingen. `Ik wil ook wel even zo liggen. In het gras op mijn rug starend naar de hemel met de zon in mijn gezicht. Gewoon even ontspannen net als de lammetjes`.
Hij staat gebukt in het gras. Je ziet zijn maag samentrekken. Er komen grote golven water en sportdrank uit zijn maag. De waddenzee zou het opgeslokt hebben als hij aan de andere kant van de weg zou staan. Hij gaat rechtop staan, een loper passeert hem, hij ziet het niet. Het duurt niet lang voor hij weer voorover bukt. Een paar keer trekt zijn maag samen en vervolgens komen de laatste golven water eruit. Hij veegt zijn mond af en blijft gebukt staan. Ik passeer hem en twijfel of ik iets moet zeggen. Ik mompel zachtjes `kom op he, nog 10 km`.
Hij wandelt, ik kom langszij en vraag of het gaat. Het gaat niet en de warmte heeft hem in de greep. Hij is verzuurd. Trek je thermoshirt er dan onderuit, raad ik hem aan. Hij lacht even en zegt `nee joh, het geeft me een smoes om even te wandelen`. Ik wens hem succes en loop verder. Even later gooit hij de handdoek in de ring.
Verbaasd zie ik ze samen voor mij lopen rond de 44 km. Zij zijn veel meer ervaren als ik en daar wandelen ze. Ik haal ze bij en roep wat ze aan het doen zijn. De een heeft weke knieen en zegt lachend dat ik er nog veels te fris uit zie. De ander zegt `ik ben volledig naar de klote, alles is helemaal verzuurd en ik ben helemaal vol gelopen`. Ik moedig hem nog even aan. Hij probeert weer te lopen maar roept gelijk `zie je, dat is geen lopen, ik slof`. Het klopt, ik hoor zijn schoenen over het asfalt slepen. Ik ga verder en hoor later dat ze alle 2 zijn uitgestapt.
Hij loopt de 120 km en zit steeds bij me in de buurt. Soms ervoor en soms erachter. Zijn fietsers zijn een bron van motivatie voor hem. Ze roepen om de zoveel tijd dat hij het onwaarschijnlijk goed doet en ze zo trots op hem zijn. Hij loopt ook nog soepel voor iemand die al 100km in de benen heeft. Later zie ik hem finishen, trots, ruim binnen de tijdslimiet.
2 km voor de finish zie ik de afslag van de begraafplaats. Daar zijn we de dag ervoor geweest. Daar ligt misschien wel de grondlegger van het ultralopen begraven, Jan Knippenberg. Ik schiet vol. Zijn loop- en wandelschoenen staan op zijn graf en ik bedenk me dat ik ook een paar loopschoenen op mijn graf wil. Ik stop de gedachte weg en loop door. Ik ga finishen op mijn eerste 60 km van Texel. Hoe kan dat mooier dan in de geest van Knippenberg. Later vertelt Ingrid precies dezelfde emoties op hetzelfde punt.
Dinsdag had ik mijn prachtige poloshirt van de 60 km van Texel aan. Toen iemand op de boot vroeg of ik hem uitgelopen had voelde ik trots en met een grote glimlach vertelde ik dat het gelukt was.
© Martine Hofstede – www.runtodream.nl