Zit ik vanmorgen bij de kapper (even de grijze haren verdoezelen), lees ik een stuk over Dean Karnazes die de Endurance 50 heeft gelopen en hoe dat dan ongeveer voelt. Kon ik me vorig jaar niet voorstellen dat ik ooit vijf kilometer achter elkaar zou kunnen hardlopen, zo kan ik me het nu niet voorstellen dat iemand 560 (!) kilometer loopt… áchter elkaar dus!
Zoals het in het artikel beschreven wordt loopt hij op een gegeven moment als een soort waanzinnige afwisselend schreeuwend en lachend over de weg. Zelfs een seconde of dertig slapen terwijl hij loopt. Ik lees het met een gevoel van ongeloof. Zoiets bestáát toch gewoon niet.
Maar het bestaat blijkbaar wel. Ik heb veel ontzag voor mensen die enorme afstanden afleggen. Die Dean ziet een marathon lopen als een opwarmertje. Ik vind een marathon al een hele prestatie. Die grenzen liggen voor iedereen toch anders. Vorig jaar was vijf kilometer in mijn ogen al heel wat. En met m’n blessures was het weer iets onbereikbaars en mocht ik blij zijn als ik 2,5 kilometer kon lopen. Nu vind ik het een afstand goed voor een "kort loopje", ook al is het niet altijd een eitje om ’t te lopen. Ik mag niks forceren, maar ik ben natuurlijk wel blij dat ik laatst al zeven kilometer heb kunnen lopen. Hopelijk blijft het zo goed gaan en kan ik eindelijk weer écht de weilanden in voor een, voor mij nog een lange, duurloop van tien tot dertien kilometer. Ik vraag me af hoe ik volgend jaar tegen deze afstand aan kijk. Als m’n lijf mee wil werken is de afstand wellicht verdubbeld.
Eigenlijk is het hardlopen op zichzelf al een hele prestatie. Tenslotte blijf je niet op de bank hangen (al dan niet omgeven door diverse snacks en dranken), maar denk je aan je lijf én geest. Mijn ervaring is dat het toch niet altijd positief is. Als ik het even recent hou: bij de Huissense Stratenloop 2007 was ik constant in gevecht met mezelf en heb ik niet bepaald genoten van de loop. De euforie kwam pas toen ik net over de finish mijn tijd zag. Afgelopen donderdag, na een vrij pittige training met loopmaatje Eugène, had ik weer eens last van uitgestelde misselijkheid en lag ik later kotsend over de rand van m’n bed. Manlief stond er hoofdschuddend naast en was van mening dat mijn lijf het niet echt eens is met mijn inspanningen. Ook mijn broer vroeg me een tijdje terug, toen hij hoorde dat ik twee knieblessures had, waarom ik niet weer gewoon ging fitnessen. Ik zou bijna in staat zijn om de hardloopschoenen in de wilgen te hangen.
Bíjna dus… Ik ervaar het als een overwinning als ik, ondanks de negatieve gedachten, tóch mijn training afmaak of een wedstrijd uitloop. Het negatieve wordt dus omgezet in iets positiefs. Daarnaast geeft het me een heerlijk gevoel als ik meteen al goed van start ga, nergens last van heb en helemáál als ik ook nog eens een goeie tijd neerzet. En die weinige keren dat het écht belabberd gaat, dat ik toch moet afhaken, tsja, die horen er ook bij, maar vallen eigenlijk in het niet bij de positieve kanten.
Nóg een leuke kant van het hardlopen is het contact met medehardlopers/-webloggers en andere mensen die te maken hebben met hardlopen (zoals iemand die me met een "Goed gelopen, Carla!" verraste bij de finish van de Huissense Stratenloop 2007), en het schrijven over mijn hardloopervaringen. De nodige verhalen zijn ontsproten tijdens m’n loopjes. Tijd genoeg tenslotte om alles in me op te nemen en dat zo aantrekkelijk mogelijk te formuleren. Ik wil jullie lezers tenslotte iets voorschotelen waarbij jullie niet in slaap kukelen. Is dat gelukt?
© Carla den Nieuwenhoop – Veenendaal / http://runningmom.web-log.nl