In mijn 19 jaar korte leven waren mijn sportieve activiteiten hoofdzakelijk beperkt tot wat voetballen. Eén maal per week trainen en in het weekend een wedstrijd. Trek daar alle vakantieweken en afgelastingen vanaf en je komt tot zo’n 50 sportieve activiteiten per jaar. Toch vond ik mijzelf toen, met een bij die leeftijd horende zelfoverschatting, erg sportief en goed getraind.
De uitnodiging van mijn studiegenoten om mee te doen met de Batavierenrace greep ik dan ook met beide handen aan. Acht weken voor de grote happening begon de eerste training vanaf het universitair sportcentrum te Nijmegen. Het oefentraject was even simpel als effectief: het Heumensebos in en doorlopen tot het zweefvliegveld en vervolgens weer terug, dat gaf bij elkaar een afstand van 8 kilometer. Fanatiek liep ik achter de eerste lopers aan. Na een kilometer bedacht ik dat dit wel erg hard ging. ‘Effe dimmen’ was toen een populaire uitdrukking die ik op dat moment graag in praktijk bracht. Ik liep in een soort niemandsland, te langzaam voor de kopgroep en te snel voor de staartgroep.
De ergste pijn kwam een dag later. Elke traptree die ik afliep gaf een stekend gevoel in de quadricepsen. Omdat ik op de 4e verdieping van een studentenflat woonde heb ik die week heel veel steken gevoeld. Dat was toch wat anders dan een voetbaltraining. Mijn respect voor de hardlopers steeg met stip. De trainingen gingen gelukkig langzaam beter. Na 7 trainingen dacht ik me perfect op de Batavierenrace te hebben voorbereid.
Tijdens het Batavierenweekend keek ik mijn ogen uit. Honderden lopers startten om middernacht voor hun etappe. Het lopersveld was gemêleerd. Professionele atletiekteams werden afgewisseld met gelegenheidsteams. Ons team mocht zich tot de laatste categorie rekenen. Wij hadden met ons scheikundeteam meer tijd achter de reageerbuizen en in de kroeg doorgebracht dan op de atletiekbaan.
Ik moest al vrij snel aan de bak in een nachtetappe. Als beginnend loper was mij een niet zo zware etappe toebedeeld. Uit de loperskaravaan kwamen onheilspellende berichten. Eén van onze lopers was kort voor de race geblesseerd geraakt en kwam als één na laatste binnen op zijn etappe.
Vol ongeduld wachtte ik in het altijd pittoreske Duitse plaatsje Oraniendeich om mijn etappe naar ‘s Heerenberg te kunnen beginnen. Nou ja, pittoresk, het was een kale grasvlakte boven op een dijk. Ik was één van de laatste lopers die nog stond te wachten op zijn maatje maar gelukkig zag ik eindelijk een loper met ons teamnummer uit de duisternis komen. Onhandig trok ik het lopershesje aan en over een lange brug liep ik Nederland in. Tot mijn verbazing kwam een groepje lopers, dat toch echt een paar minuten voor mij gestart was, langzaam naderbij. Ik haalde steeds meer lopers in en kwam ik in een euforische roes. De laatste 2 km was het hijgen en puffen maar toen zat het er op en kon ik mij onbezorgd overgeven aan het Batavierenspektakel.
Naast de leuke momenten, herinner ik mij het lange nachtelijke wachten in de kantine in Dinxperlo en het trage ritme van de day after. Langzaam sijpelden berichten uit de buitenwereld door tot de Batavierenkaravaan. Een dronken bestuurder was op een busje met lopers gebotst. Gelukkig bleef het bij materiele schade.
Met een ingenieus routeschema werden wij van etappe naar etappe geloodst om lopers af te zetten, aan te moedigen en op te halen. Hoogtepunt was de 4e plaats die Sjaak in de cross etappe van Barchem naar Lochem behaalde. Ons team, ‘de Klaplopers’ werd voor de eerste en ook gelijk de laatste keer die dag op de kaart gezet. De slotetappe van 8,2 km was spectaculair. Alle lopers startten tegelijkertijd en voor deze etappe hadden de meeste teams hun sterkste loper ingezet. Klaas Lok, die ik wel kende van Studio Sport en van zijn vele veldlooptitels, kwam met grote voorsprong de atletiekbaan van de Campus in Twente opgerend. Dat zag er wel gaaf uit! Ik wou dat ik zijn benen had.
Een nieuw bericht drong van buiten tot ons door. Jan Raas had voor de derde achtereenvolgende maal de Amstel Gold Race gewonnen die prompt werd omgedoopt tot de ‘Amstel Gold Raas’. De meeste lopers legden hun slaapzakje neer in de sporthal in afwachting van het langverwachte Batavierenfeest in de Bastille. Om 4 uur ’s middags waren een aantal Zweden al in kennelijke staat, SKOL!
De Bastille was een typisch product van de jaren zeventig. Vele kleine donkere ruimtes die met smalle gangen waren verbonden waardoor het voor een buitenstaander al snel een doolhof leek. Later zou ik 4 jaar op de Universiteit Twente werken en kende de Bastille geen geheimen meer voor mij.
Was het feest nu zo leuk? Ach, je schuifelde wat door de gangen en dronk een biertje. Ik probeerde aan te pappen met een meisje uit mijn team die ik wel leuk vond. Maar ja, de muziek stond te hard, er liepen teveel mensen tussen ons door en ik had te weinig te vertellen om haar aandacht vast te houden. Op dat gebied kon ik nog zeker zoveel bijleren als op hardloopgebied. Ik vormde maar weer een groepje met mijn team en dronk nog een paar biertjes. ‘Benzeen-ringen vormen’ noemde ik dat gekscherend.
De volgende dag werden we om 9 uur ’s morgens ruw uit onze nachtrust gehaald. De lichten gingen aan en uit de geluidsinstallatie klonk het luid “Goedemorgen” of eigenlijk op zijn Twents “GoednMorgn”. De nacht op de harde vloer had ik goed doorstaan. Je bent jong en je kunt nog wat hebben. Het Poolse atletiekteam liep al weer te trainen. Die waren gek zeg! Wel zeven keer per week trainen, dat was toch echte sportverdwazing. Kort daarna gingen we weer terug naar De Keizerstad.
Ja, dat lopen beviel mij wel, maar nu even een paar maanden niet meer. Volgend jaar doe ik weer mee! Het zou tot de zomer van 1990 duren voor ik mij echt hardloper kon noemen.
© Erik Polman
Redactie: Erik is anno 2006 nog steeds een fanatiek hardloper en hij zal dit hopelijk ook nog jaren blijven. 28 april 2007 is weer de volgende Batavierenrace, editie 35. Zie ook http://www.batavierenrace.nl